hei&wei483

In het paradijs zijn geen bloemen. Bloemen raken uitgebloeid, verdorren. Dat past niet in een paradijs. Alles is daar eeuwig hetzelfde. Eeuwig groen. Niets verdort. De tijd staat er stil.

Op 5 juli ging het in de Gemeenteraad over het centrum van het oude dorp. Op tafel lag een stuk dat wethouder Boersen, die er over gaat, “nog maar een verhaal” noemde. Spijkers met koppen komen later. Om haar op weg te helpen gaf de Raad haar een paar wensen mee. Positieve wensen, zoals een klein marktje, maar wel zo dat het gras bij de muziektent er niet onder lijdt. Of minder obstakels voor voetgangers op het trottoir. Vooral bij Albert Heyn. Wat bankjes om op te verpozen. En nog wat terrassen. Vooral in de zon. Maar ook negatieve wensen zoals niet parkeren aan de rand van het Klarenbeekpark. En vooral geen onderzoek door de gemeente naar uitbreiding of verplaatsing van Albert Heyn. Als de ondernemer dat zelf wou doen, uitstekend. Maar de politiek moest zich er buiten houden.

Toen ik dat allemaal zo hoorde, dacht ik aan het paradijs. Aan Blaricum als het paradijs. Eeuwig hetzelfde. Huiver om ook maar iets te veranderen. Hoogstens een bankje of een piepklein marktje dat het gras niet aantast. Maar verder niets. Helaas, aardse paradijzen zijn nooit eeuwig. Op aarde zijn wél bloemen die uitgebloeid raken. Geen schoonheid zonder vergankelijkheid. Wat doe je er tegen? Op zeker moment moet je beslissen. Beslissen betekent veranderen en dan ben je het paradijs al uit. In het paradijs verandert nooit iets.

Wat gaat wethouder Boersen doen? Gaat ze porren in het paradijs? Of zal ze, afgezien van een marktje en een verpoosbankje helemaal niets of zo weinig doen dat het niet opvalt? Dat laatste zal lastig zijn want er wringt iets. Dat het in ons dorp zo prettig is, zo levendig in de juiste maat, dat je er altijd wel bekenden tegenkomt (“Raad eens wie ik tegen kwam bij Albert Heyn?”) komt door de dagelijkse boodschappen. De winkel van Albert Heyn is de ziel van het dorp. Met in zijn kielzog de andere winkels: de IJzerhandel, Altijd Bloemen, Stut, Rémy, de Drogisterij. Wassenaar, de Groenteboer, de Visboer enz. En dan heb ik de horeca nog niet eens genoemd. Zelfs in het ooit zo katholieke Blaricum heeft de markt de kerk verdrongen. Het hart van ons paradijs is commercieel.

Erg? Welnee. Als je het maar beseft. Want de markt is de tegenpool van het paradijs. In het paradijs mag niets veranderen. De markt moet zich permanent aanpassen. In het paradijs hoef je niet te werken. In de markt moet je steeds op je qui-vive zijn, je aanpassen, meebewegen met de klanten. Ons zo gekoesterde dorpsgevoel drijft op ondernemerschap. Maar zeg dat nooit hardop! Laat de mythe bestaan dat we wonen in een dorp dat zijn identiteit in een door de markt beheerste samenleving heeft bewaard als ooit het dorp van Asterix en Obelisk. Ik ben benieuwd naar de spijkers met koppen van wethouder Boersen.