Het denken blijft doorgaan

Categorie: Uncategorized (Pagina 2 van 10)

Kernwaarden

Stel dat de Provincie haar zin doorzet en dat er straks een nieuwe gemeente Blaricum/Huizen/ Laren komt. Wat zijn dan de typisch Blaricumse waarden die niet verloren mogen gaan in het nieuwe grote geheel?

Allerhoogste tijd ons daarop te bezinnen, vonden VVD en D66 en vroegen in de raadsvergadering van 28 november j.l.. per motie aan het College om een lijstje kernwaarden. Met nul beginnen hoeft niet, zeiden ze. In de strategische visie Blaricum, een authentiek dorp in het Gooi van 2010 staan die kernwaarden al. Vraag aan Raad en bevolking welke waarde ze prioriteit geven en klaar is Kees. Aan de slag dus. En gauw een beetje.

Sommige partijen, zoals Hart voor Blaricum, ging dat veel te snel: ‘Zo’n beladen onderwerp kun je niet in zo korte tijd regelen’. Andere waren positiever: ‘We willen hetzelfde, maar verschillen over welke stappen we moeten zetten’ (CDA). Geleidelijk aan werd steeds duidelijker dat tegen de motie stemmen gezien zou worden als ‘de zaak maar op zijn beloop te laten’. Geen goed signaal zo vlak voor de verkiezingen. Zo namen uiteindelijk alle partijen het initiatief van VVD en D66 over.

Blijft de vraag wat de Blaricumse kernwaarden zijn. Toen ik daarover nadacht moest ik denken aan de schrijver P. H. van Moerkerken en zijn boek De ondergang van het dorp uit 1913. Hoewel het boek over Laren (Aarloo) gaat en slechts in de marge over Blaricum (Nierode) en Huizen (Merum), is er voor Blaricummers genoeg te herkennen. Een van Moerkerkens hoofdpersonen is Dirk Boersink (Jan Hamdorff). Oorspronkelijk een ober uit Amsterdam. Als Holtmark (Het Gooi) een spoorverbinding krijgt, ziet Boersink als eerste de mogelijkheden voor het armelijk, achter gebleven Aarloo: ‘Uit de steden reed de Holtmarkse stoomtram al voller zomerwagens op den brink. De herbergiers vertimmerden hun zolders met kleine vertrekjes, bouwden veranda’s en serres uit. En jaar na jaar werden de boeren slimmer, de optrekjes talrijker, de prijsen hoger.’ Boersink ontwikkelde een wijk met villaatjes voor welgestelde Amsterdammers, terwijl zich intussen ‘kunstenaars en kunstnijveren, simpele vereerders van kunst en dichterlijke minnenden van de landelijke eensaamheid, strevenden naar een reiner samenleving volgens vegetaries en kommunisties beginsel’, in Aarloo en Nierode vestigden. Deze kunstzinnigen ontwierpen hun eigen huis ‘zodat elk huisje het eigen persoonlijk karakter droeg van den sierkunstenaar, den geleerde, den schilder, de dichteres. Doch alle hadden deze woningen gemeen het rustiek-onbezorgde, het luchtige, het vrij-zijn van elke stijl-traditie.’

Van Moerkerken onderscheidt drie lagen in de bevolking van Aarloo. De oorspronkelijke bewoners; arm, eenvoudig, katholiek, maar slim genoeg om hun graantje mee te pikken. De eigenzinnige kunstenaars. En de welgestelde burgers van elders. Zijn boek laat zien hoe Hamdorff en andere projectontwikkelaars het dorp overnemen. Hoe het geld alle woestheid en ongereptheid weg vreet en
er villaatjes voor in de plaats zet. En toch houden oorspronkelijke bevolking en kunstenaars hun plek.

Die speciale mix van geld, kunst en oorsprong lijkt mij tekenend voor Blaricum. Het bewaren van dat wankele evenwicht (want niets is agressiever dan geld) lijkt mij de kernwaarde van ons dorp.

In memoriam Gerard Dekker

Vorige week plaatste ik op deze site een bespreking van Verlicht geloof van godsdienstsocioloog Gerard Dekker. Het was een eindbalans van zijn geloof. Hoe geloofde hij? Wat geloofde hij (nog)? Het was letterlijk een eindbalans. Maandag 27 november is Gerard (86) na een korte ziekte overleden. De email waarin ik hem attent maakte op mijn bespreking heeft hij niet meer gelezen. Hij lag toen al op de Intensive Care van het ziekenhuis. Jammer. Gerard had graag dat je, eens of oneens, reageerde op wat hij schreef. Naar aanleiding van mijn recensie zou hij me zeker gebeld hebben en me hebben uitgenodigd voor een nagesprek bij hem thuis. Daar zou hij mij aandachtig aangehoord hebben om me daarna vriendelijk en vasthoudend uit te leggen waarom hij had geschreven wat hij had geschreven.

De laatste keer dat we elkaar zagen, in mei van dit jaar, praatten we over Verlicht geloof dat toen op punt van verschijnen stond. Maar ook over zijn gezondheid (die goed was) en het permanente, stapje voor stapje, achteruitgaan. In tegenstelling tot vroeger toen het niet bon ton was om over je gezondheid te praten tenzij er echt iets heel ergs was, is gezondheid een onderwerp als mannen op leeftijd elkaar treffen. Dat komt natuurlijk door de dood die steeds dichter bij ons komt.

Gerard sprak er nuchter over. Hij zat nog iedere dag in zijn studeerkamer waar alles piekfijn op orde en opgeruimd was. Beschouwde Verlicht geloof wel als zijn laatste boek, maar hield een slag om de arm. Over dood en sterven had hij lang nagedacht. Sterven hoort bij leven. Onvermijdelijk. Aftakeling, daar maakte hij zich meer zorgen over.

Gerard had altijd iets op het oog. Iets dat hij wilde uitzoeken. Een stelling, een probleem. Vaak iets sociologisch, zoals de vraag of de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt de zelfde ontwikkeling doormaken als de Gereformeerde Kerken waarvan zij zich in 1944 met veel lawaai en ruzie afscheidden. Alleen dan vijftig jaar later. Hij vond van wel en schreef er een boekje over. Hij hield van zijn vak, de godsdienstsociologie. Maar meer nog hield hij van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. En niet zonder reden. Bonhoeffer wees hem de weg om zijn geloof vast te houden. Om te blijven geloven. En Gerard zou Gerard niet zijn geweest als hij daar de buitenwereld niet over had verteld in het ene boek na het andere. Onderzoek alle dingen en wees trouw aan jezelf. Zo was Gerard. Ik zet hem bij op mijn eigen kerkhof. Bij al die andere doden die daar al liggen. Ook hem zal ik missen.

Jacobine op zondag – Hoe ga je verder na het overlijden van je kind?

Afgelopen zondag was Jan met het verhaal over Aartje op de televisie (17.10 NPO 2, Jacobine op zondag)

Door op de onderstaande link te klikken kan de uitzending worden bekeken.

https://npo.nl/KN_1693892

Verlicht geloven?

Is geloof nog iets voor deze tijd of is onze cultuur dermate veranderd, dat je niet meer tegelijk modern mens en gelovig kunt zijn? Gerard Dekker (emeritus hoogleraar godsdienstsociologie aan de Vrije Universiteit) is er helder over: de combinatie van modern mens en traditioneel geloof is niet langer mogelijk. Daar zijn een paar redenen voor. Dekker somt ze op.

  1. In het traditionele christelijk geloof boog de mens voor God, accepteerde dat de Kerk optrad als hoedster van Waarheid, en boog zich daarom in één adem door ook voor Paus of Synode. Voor dat buigen is de mens te autonoom geworden.
  2. Inhoudelijk ging geloven over eeuwige zaken. Over God, zijn Zoon, de hemel en, niet te vergeten, de zaligheid van de menselijke ziel. Het aardse leven was voorbereiding op een eeuwig bestaan in de hemel bij God. Intussen is de hemel verdampt en de mens, net als alles wat leeft op deze aarde, het (voorlopig) eindpunt van een alles bepalend evolutionair proces.
  3. In onze moderne cultuur draait het om praktisch handelen. Om wat je doet. Om leven en niet meer om leer. In de Kerk daarentegen ging het over eeuwige waarheden als Verkiezing, Verzoening of Voorzienigheid. Tegenwoordig is daar geen interesse meer voor. Ook in de Kerk niet. Ook in de Kerk gaat het in deze tijd om praktische zaken als homoseksualiteit, euthanasie of bewust omgaan met het milieu.

Als godsdienstsocioloog heeft Dekker deze ontwikkelingen in Kerk en cultuur zijn lange leven lang bestudeerd. Met als conclusie: wil een modern mens nog geloven, dan moet hij anders geloven. Hoe dat “anders” er uit ziet, leerde hij van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Bonhoeffer pleitte voor een geloof betrokken op praktisch handelen, geloven was voor hem gehoorzamen. Dekker noemt zulk geloof verlicht in een dubbele betekenis. Verlicht omdat dit geloof enerzijds de Verlichting in zich heeft opgenomen. Waarbij Verlichting staat voor menselijke autonomie en het verdampen van een God in de hemel die ons leven stuurt en leidt. Daardoor is dit geloof ook in een tweede, letterlijke betekenis verlicht, lichter geworden.

Verlicht geloof is gericht op onze alledaagse werkelijkheid. Verlichte gelovigen leven alsof er geen God bestaat. Geloven is voor hen handelen, doen, het doen van Gods wil. Ook de verlichte gelovige bidt en mediteert, maar hij doet dat om praktische redenen, om helder te krijgen wat God van hem wil. Zijn geloof verwijst hem naar de wereld en de naaste.
Daartegenover is het traditionele geloof “een zeker weten”. Lees de Heidelbergse Catechismus er maar op na. Natuurlijk moet dat ‘zeker weten’ ook volgens de Catechismus praktische consequenties hebben maar de nadruk ligt op het weten, het beamen. Bonhoeffer noemt zulk geloof “religie” en dat bedoelt hij niet gunstig. Religie staat voor rust, voor berusting. Het is risicovol, want het kan maken dat je weg kijkt bij onrecht, en vlucht in geborgenheid bij een God die voor je zorgt. Ook als de wereld in brand staat.
Bonhoeffer leefde in een tijd waarin dat laatste het geval was. De Nazi’s waren in zijn vaderland de baas. De verschrikkingen van hun regime vroegen om duidelijke keuzes. Wie de keus voor zich uit schoof en maar berustte, was zo maar meeloper of, ernstiger, medeplichtige. Geloven betekent in zo’n tijd praktische inzet, gehoorzamen. Als je je geloof serieus neemt tenminste. Bonhoeffer deed dat en heeft het met de dood moeten bekopen.

Intussen zijn we sinds zijn dood tweeënzeventig jaar verder en komt, met alle respect voor Bonhoeffer, de vraag op of deze praktische visie op geloof nog aansluit op deze tijd.
In Dekkers vakgebied, de godsdienstsociologie, is de laatste jaren een stoet van studies verschenen over het verschijnsel religie. Religie wordt er in beschreven als iets dat bij de mens hoort vanaf het allereerste begin van zijn bestaan. Onze vroegste voorouders, de nomadische jagers/verzamelaars hadden al goden. Maar na de overgang van die nomadische periode naar de periode van land- en stedenbouw bloeiden de religies pas echt op.
In onze streken, het Westen, ontwikkelde religie zich in leerstellige richting, werd steeds sterker een zaak van God en eeuwigheid. Het lijkt me onjuist, en ook te Westers centralistisch gedacht, om die Westerse manier van denken over religie te zien als hét model van religie. Religie is net zo divers als menselijke culturen divers zijn.
Ik, en van Dekker geldt hetzelfde, ben opgevoed in één strakke variant van de christelijke religie. In die variant lag de nadruk op het Wat van het geloven. Op inhoud en eeuwige Waarheid. Pas na het Wat kwam het Hoe, het doen. Het Wat is intussen goeddeels verdampt. Zo is het Hoe overgebleven en is geloven handelen geworden. Mij is dat te mager.

De laatste tijd besef ik steeds sterker dat ik ben blijven geloven omdat ik dat wil. Ik wil geloven. En met geloven bedoel ik iets ervaren van eeuwigheid. Dat kan op heel verschillende manieren. Bijvoorbeeld in een gedicht. Of in liefde die me geschonken wordt. Of ik ervaar iets van eeuwige welwillendheid als ik een wandel in een zomers bos.. Ik wil blijven geloven in een Kerk die ingebed is in een eeuwige traditie van liefde en zorg. In de symbolen van brood en wijn wil ik de paradox ervaren van Gods Zoon die sterft aan het kruis. Ik wil geloven dat die traditie na mij zal doorgaan zoals ze er voor mij was. Ik wil, nu ik ouder geworden ben, nadenken over al die ervaringen van eeuwigheid en me (jawel heel “religieus”) koesteren in de geborgenheid die deze me geven.

Waarschijnlijk ben ik te zeer een romanticus voor Dekkers geloof. Het is door en door fatsoenlijk, maar voor mij te koel. Misschien wel te helder. Geloven is voor mij een ervaring te midden van raadsels, vaak zelf een raadsel, een rimpeling, en veel te diffuus om te functioneren als uitgangspunt voor een handeling. Want schrijf je dan anderen de waarheid toch weer niet voor?

Gerard Dekker, Verlicht geloof. Geloven in de geest van Dietrich Bonhoeffer.
Uitgeverij Kok € 13, 50

Overbodig?

Ik verstond eerst niet goed wat ze zeiden. Was het nu GVPB of GVBP? Geen van tweeën, zei mijn buurman. Ze zeggen GVVP en dat staat voor Gemeentelijk Verkeers en Vervoers Plan. Wat willen we in de toekomst met verkeer en vervoer in ons dorp? Daar ging het de raadsleden om. Het schiet trouwens op met dat GVVP. De wethouder die er over gaat, mevrouw Boersen, komt binnenkort met een uitgewerkt plan en daar staat alles keurig in. Alles? Of toch niet?

Het was alsof de coalitiepartijen over dat “alles” hun twijfels hadden en hun eigen wethouder op de valreep nog wat wilden meegeven om, vanwege de urgentie, bij voorrang iets mee te doen. Vijf aandachtspunten. Vijf moties. Over een fietspad hier, schoolzones daar, oversteekplaatsen ginds en dertig kilometer zones bijna overal. Van de oppositie hoefde dat allemaal niet zo. Die wil eerst het GVVP afwachten en de wethouder nu niet voor de voeten lopen met in hun ogen overbodige moties.

Dat gaf een eigenaardige situatie. De eigen coalitiepartijen konden niet hardop zeggen dat ze vonden dat hun wethouder wel wat extra input kon gebruiken, terwijl ze die wel gaven.
De wethouder kon op haar beurt niet zeggen dat ze aan geen van die vijf moties behoefte had. Ze kwamen per slot van rekening van haar politieke vrienden. En de oppositie onderstreepte de overbodigheid van de moties door, tegen haar rol als oppositie in, haar vertrouwen in de wethouder en haar GVVP nog eens dik te onderstrepen. Politiek is altijd boeiend, ook al gaat het over fietspaden. De vijf moties werden trouwens allemaal aangenomen.

Waren ze overbodig? Nou, om één was ik in elk geval heel blij en dat was de motie om de Goyergracht Noord onverhard te laten en af te zien van de aanleg van een snelfietsroute. Ik ken het daar goed. Ik loop er vaak met mijn hond. De weg is recht en overzichtelijk en als de hond zich uit de voeten wil maken kan ik hem nog honderden meters volgen. Dat is handig. Maar dat niet alleen. Het is ook zo ongeveer de laatste plek in ons dorp waar al zeker sinds een halve eeuw, afgezien van een paar maneges, niets veranderd is. Zo, met zo’n onverharde weg, moet het vroeger overal geweest zijn. Daarbij komt, dat het zicht op de Sint Vitus van Cuijpers nergens mooier is dan vanaf de Goyergracht Noord. Vooral op zaterdagmiddag om tien voor vijf als de klokken luiden voor de Eucharistieviering die om vijf uur begint. Het gelui rolt over de velden. Het doet me inkeren in mijzelf. Dromerig onderga ik de sfeer en sluit het dorp in mijn hart. Op verkeer hoef ik niet te letten. De Goyergracht zit vol gaten. Auto’s gaan er stapvoets en houden in als ze langs een wandelaar te rijden. Zou dat straks allemaal voorbij zijn vanwege een permanent geëiste alertheid in verband met wielrenners en elektrisch aangedreven bejaarden die net iets te hard fietsen? Ik moet er niet aan denken en was blij met de motie. Overbodig of niet.

Hoe serieus wordt de burger genomen?

Voor de gemeente Blaricum zijn het spannende tijden. De Provincie Noord-Holland wil een bestuurlijke fusie (lees opheffen en samenvoegen) van Blaricum, Huizen en Laren (BHL). BHL wil zelfstandig blijven, ambtelijk nauwer samenwerken en wethouders die tegenover drie gemeenteraden verantwoordelijk zijn voor regionale onderwerpen.

Bij die reactie kun je een paar vragen stellen. Hoe stelt de BHL zich die ambtelijke samenwerking voor? Hoe kan in het huidige systeem één wethouder tegenover drie gemeenteraden verantwoordelijk zijn? Begrijpelijke vragen en terecht dan ook dat de Provincie de colleges van Burgemeesters en Wethouders van de BHL gevraagd heeft om nadere toelichting en onderbouwing. Veel tijd daarvoor hebben de colleges trouwens niet. Uiterlijk de eerste week van oktober moest het uitgewerkte voorstel bij de Provincie liggen. Waarom dat op zo’n korte termijn moet, is me trouwens een raadsel; de Provincie verwijst naar de termijn in de door haar gekozen arhi-procedure. Zoals we weten uit diverse sprookjes wordt een voorschrift (wie aanklopt bij het kasteel voor de hand van de schone prinses moet een onoplosbaar raadsel oplossen, anders gaat zijn kop er af) niet minder raadselachtig door verwijzing naar een raadselachtige procedure.

BVV’31

De burgemeesters van de BHL zijn keihard aan het werk en hebben de raadsleden voorafgaand aan de raadsvergadering van 26 september vertrouwelijk bijgepraat. Tijdens de Raadsvergadering zelf is over dit onderwerp met geen woord  esproken. Ik weet het want ik was er bij. Het was een hele zit die tot iets voor half twaalf duurde. Die lange duur werd veroorzaakt door het voortgaande gesteggel over de geheimhouding van een paar  tukken die helderheid zouden moeten verschaffen over mogelijke oneffenheden bij de aanbesteding van twee kunstgrasvelden en wat kleedkamers voor de Blaricumse Voetbalvereniging BVV’31.

Ik heb de stukken niet gezien. Ik heb er geen mening over. Wel verbaasde me de heftigheid van de emotie rond het onderwerp. Het moet de machtsvraag zijn, bedacht ik me toen ik tijdens de  Raadsvergadering al het heen en weer weer eens, want niet voor de eerste keer, aanhoorde. Uiteindelijk ging het bij de kunstgrasvelden om de vraag wie de baas is in het dorp. De Blaricummers die  elkaar informeel weten te vinden en in een mum van tijd een plan hebben voor het probleem van hun voetbalvereniging waar alle betrokkenen mee kunnen leven? Of ‘de anderen’ die, en ook weer niet ten onrechte, wijzen op Europese aanbestedingsregels en bestuurlijke transparantie en met wantrouwen vervuld kijken naar de pijlsnelle wijze waarop BVV’31 zijn problemen opgelost zag. Intussen is  de Raad (ook weer vertrouwelijk) helemaal bijgepraat en heeft in meerderheid besloten dat je verschillend kunt denken over de gekozen aanpak en dat de geheimhouding kan worden opgeheven.  Tijdens de Raadsvergadering kon je haast het gesis horen waarmee de lucht liep uit deze strak opgeblazen ballon.

Alles over een dorpsrel. Niets, zelfs niet in mededelende zin, over waar het echt om gaat: de bestuurlijke toekomst van ons dorp. Eerst was ik verbaasd, later iets van beledigd. Hoe serieus wordt de burger genomen?

Betonblokken

Als u dit leest ligt de Blaricumse Kermis (BK) al weer een maand achter ons. Maar nu, nu ik dit schrijf, niet. Nu is het woensdag 23 augustus. De eerste zomerse dag van augustus en de laatste dag van de BK. Ik vind kermis wel mooi. Vroeger was het volgens mij vooral boerenlol. Nu zie ik veel opa’s en oma’s met kleinkinderen. Met daarnaast wat ik maar aanduid als ‘geroutineerd kermispubliek’. Ik zie ze alleen op de BK en vraag me altijd af waar ze de rest van het jaar zijn. Ik zou ze niet willen missen. Ze horen er bij als de oliebollenkraam.

Maar kermis moet ook meer zijn. Iets van het hele dorp. Iets van samen. Een glas in de hand, zachtjes meedeinen op de muziek. Kijken naar ringsteken, touwtrekken, of gewoon naar elkaar aan de tap van Moeke of de Oude Tak. Kermis heeft iets met saamhorigheid.

Ik ben niet zo’n “onderdompelen in de groep” type. De middagwandeling met de hond heb ik zo verlegd dat ik langs de kermisattracties loop. Beschouw het als mijn bijdrage aan de saamhorigheid. Iedere middag kijk ik mijn ogen uit. Meisjes die braaf zitten te wachten in een heen en weer machine die ze straks zo hard zal ronddraaien dat de paardenstaart ze haaks op het hoofd staat. Ze gillen het uit. Gewoon, tegenover de al lang gesloten Rabobank. Prozaïscher gebouw kun je je niet voorstellen. En toch. Pure extase.

Iets verderop trekken de botsauto’s hun banen. Ik kijk graag naar botsauto’s. Als kind al. Ik zie altijd hetzelfde. Altijd is er een man (altijd een man) die alle botsingen vermijdt en zijn wagentje over de vloer stuurt alsof hij een lading porselein van A naar B moet brengen. Altijd zijn er de uitgelaten botsers, die alleen maar willen botsen en daardoor nauwelijks vooruit komen. Altijd zijn er de chauffeurs van het gemiddelde, die gewoon rijden en dan ineens alsof ze overmand worden door een niet te weerstane drang, het stuur omgooien om te botsen. Hele generaties botsers zijn gekomen en gegaan. De types zijn gebleven. Ik kijk naar eeuwigheid. Zo maar op een woensdag. In mijn eigen dorp.

Zou het met saamhorigheid net zo zijn als met de botsautootjes? Generaties komen en gaan, gevoelens van saamhorigheid blijven? Roept het samen komen op het Oranjeweidje of aan de tap dezelfde saamhorigheidsgevoelens op als vroeger?

En dan zie ik de betonblokken. Het zijn er drie. Ze liggen aan begin en einde van de afgesloten straten. “Verstandig”, denk ik, “veilig achter de blokken”. Toch verschuift er iets. De blokken laten zien dat er iets van de vanzelfsprekendheid weg is. Heeft dat invloed op mijn gevoel van saamhorigheid? Wordt het er door meer naar binnen gericht? Meer als contrast met de boze buitenwereld?
De blokken bepalen me er bij dat saamhorigheid niet als vanzelf komt aanwaaien. Je moet er iets voor doen. In de eerste plaats bewust leven. En je moet je verantwoordelijk voelen. Verantwoordelijk voor de kwaliteit van je omgeving. En waakzaam. Daarom deden die betonblokken mij goed.

Zelfstandig verder?

Helemaal in het begin van zijn regeerperiode wilde minister Plasterk alleen nog gemeentes met minstens 100.000 inwoners. Grote opwinding. Het 100.000-plan was snel van tafel. Maar het streven naar grotere gemeentes is gebleven. Grotere gemeentes betalen hogere salarissen en hoe beter je betaalt, hoe hoger de kwaliteit van je ambtenaren. Die hogere kwaliteit is nodig omdat de taken van de gemeentes de laatste jaren fors zijn uitgebreid. Veel van wat de Rijksoverheid vroeger deed, is nu zorg voor de gemeentes. Kunnen kleine gemeentes al die nieuwe taken aan?

Nee, zeggen rationeel ingestelde bestuurders. Kleine gemeentes zijn te klein voor al die nieuwe taken. Voeg ze daarom samen. Voeg Blaricum (krap 10.000) samen met Huizen en Laren en je hebt een gemeente van ruim 63.000 inwoners.

Uit het oogpunt van rationeel bestuur niets op aan te merken en niet toevallig het standpunt van twee partijen in de Blaricumse Raad, D66 en VVD, die, ook landelijk, rationeel bestuur hoog in het vaandel hebben staan.

Als alles alleen om rationaliteit draaide, zou de kous hiermee af zijn. Maar zo is het niet. Het opheffen van een gemeente, zeker als die gemeente samenvalt met een dorp, voelt bij mensen die zich met hun dorp verbonden voelen als een aanslag op hun identiteit. Dat maakt emoties los. Emoties die nog eens extra gevoed worden door een groeiende afkeer van een overheid die puur rationeel streeft naar grotere verbanden, strakke regels, sturing op afstand en meer bureaucratie. En dat alles van bovenaf opgelegd.

De plannen van de Provincie Noord Holland voor een Gooise herindeling met eerst drie gemeentes (waaronder waarschijnlijk één die bestaat uit Huizen, Blaricum en Laren) en op termijn één grote gemeente Gooiland roepen, stuk voor stuk, al die emoties op.

Je voelt het in de reactie op de Provincieplannen van de (plaatselijke) partijen in de Blaricumse Raad die nu eenmaal wat minder bestuurlijk rationeel en wat meer op het eigen dorp gericht zijn. Net als VVD en D66 zien ook zij dat het ambtenarenapparaat versterkt moet worden. Daarin gesteund door het CDA willen ze dat bereiken door, met handhaving van de gemeentelijke zelfstandigheid, de ambtelijke samenwerking in de BEL uit te breiden met Huizen. Zo streven ze naar het beste van twee werelden: betere ambtelijke diensten en behoud van politieke zelfstandigheid. Met acht tegen vijf (VVD en D66) heeft de Raad voor die reactie op de Provincieplannen gekozen. Laren koos al eerder voor dezelfde koers. Evenals Huizen dat de Provincieplannen het meest radicaal afwijst, absoluut zelfstandig wil blijven, pleit voor betere regionale samenwerking en de deur openzet voor een vervlechting van zijn ambtenarenapparaat met dat van de BEL.

In augustus moet de Provincie de reacties van de zeven Gooi/Vecht Gemeentes op haar plannen hebben. Hoe eensgezinder die reactie is, hoe meer die serieus genomen moet worden.  Bij onenigheid kan de Provincie haar eigen, overigens met grote stelligheid geponeerde, plannen makkelijker doorzetten. Er was immers geen breed gedragen alternatief?

En de burger? Deze burger ziet toe, begrijpt en verbaast zich over het ouderwetse, alles op macht en ratio, macho karakter van de provinciale aanpak

Een weggelopen hond

Terwijl ik voor mijn stukje van de vorige keer op deze plek luisterde hoe de Gemeenteraad de plannen voor de Bijvanckpleinen besprak, ontsnapte de hond Flash. Ik merkte het meteen bij thuiskomst. Het tuinhek stond open en dat hoort niet. Voor het huis mijn vrouw. Beetje wanhopig. Ze had er al twee uur zoeken opzitten. Ik stapte in de auto en reed ook nog een uurtje door het donkere dorp. Mijn vrouw had intussen al gebeld met de Dierenambulance. Ook daar geen bericht.

De filosoof Heidegger zei ooit dat de timmerman pas weet wat de hamer voor hem betekent als de steel van de hamer gebroken is. En zo was het. Ineens voelde ik wat de hond voor me betekent, hoe hij deel uitmaakt van mijn leven. Ik miste de ogen waarmee hij me, al lijkt hij te slapen, permanent in de gaten houdt. Iedere dag loop ik een uur. Denk je dat ik dat zonder hond zou doen? En dan ineens verdwenen.

Ook nog zonder halsband met 06-nummer. Hij was immers thuis. Van slapen kwam die nacht niet veel. Je staat toch om de twee uur even op. Maar nee, niets, nada. De volgende dag belden we met de Stichting Amivedi die een website beheert voor weggelopen huisdieren. Buitengewoon vriendelijke en meelevende mensen. Een beschrijving met foto kwam op het net. We plaatsten een bericht op Facebook en hingen een Vermist, met foto, op plaatsen waar hij vaak komt en bekend is. Er zat emotie in die oproep. Volgens sommige vrienden zelfs een beetje te. Waarschijnlijk hadden ze gelijk. Maar het voelde of ik iets kostbaars verloren had. Een mens is onvervangbaar. Een hond niet. Ik weet het. Maar toch.

Intussen meldde zich een aardige mevrouw van de Stichting Dogsearch Nederland. Zij bood aan die avond met twee speurhonden teams te gaan zoeken. “Maar”, zei ze, “hebt u al op de site Amivedi gekeken. In Nijkerk is een hond aangemeld”. Op de site zag ik een bruine hond die best Flash zou kunnen zijn. Maar Nijkerk? Eerst de A27 over en dan de Eem? Overg e z w o m m e n bij het pontje van Eemdijk of via de brug bij Eembrugge? Onwaarschijnlijk.

Ik riep mijn vrouw. De gelijkenis was frappant. We kregen een telefoonnummer. Een boerderij ergens in de polder tussen Bunschoten en Nijkerk. Ja, die ochtend had er een volledig uitgeputte hond met stuk gelopen poten voor de deur gestaan. Hij had de hele dag geslapen. Bij de dierenarts hadden ze het nummer van zijn chip uitgelezen. Ik kon het nummer voorlezen, dan wisten we of het Flash was. Ik haalde diep adem. Het voelde als examen. Het nummer klopte.

Een wonder. Ik ging hem meteen halen. Hij sprong tegen me op, maar leek het weerzien toch als iets vanzelfsprekends te zien. Natuurlijk kwam de baas hem halen. Daar was hij baas voor. Thuisgekomen viel hij meteen in slaap en liet ons met een raadsel. Hoe kon hij opduiken in Nijkerk? Meegenomen en later uit de auto gegooid of ontsnapt? Of op weg op eigen kracht? Maar waarheen en waarom?

Hanging baskets en een wipkip

Goede kans dat ik later nog eens nostalgisch terugdenk aan die mooie zomerse dinsdagavond. In de lucht iets van zorgeloosheid en ‘het kan niet kapot’. Binnen, in de raadzaal aan de Kerklaan, een rondetafelgesprek van de Raad. Met twee onderwerpen dichtbij de burger: een tweede voet/fietsbrug tussen Blaricummermeent en Bijvanck en de pleinen van de Bijvanck. Er zijn twee pleinen. Een bij het winkelcentrum en een bij de Malbak, intussen herdoopt in het Burgemeester Tydemanplein.

Stelt u zich bij die pleinplannen geen bevlogen Spaanse openbare ruimte-artiesten of Deense landschapsarchitecten voor. In Blaricum pakken we dat, degelijk en niet bevlogen, van onderop aan. Via gesprekken met omwonenden en ter plaatse opererende ondernemers. Uit die gesprekken kwam niet veel. Bewoners en ondernemers wilden niet veel. Geen overdekkingen uit angst dat hangjongeren als vliegen op de stroop op zo’n beschutte plek afkomen. Geen bomen omdat terrassen in de zomer en kerststalletjes in de winter het best op een kaal plein kunnen worden opgezet. Er komt wel wat kleur op het plein. Door hanging baskets aan de lantarenpalen en een hinkelbaan. Kleurig en toch geen obstakel. Op het Burgemeester Tydemanplein kan iets meer, maar ook niet heel veel meer, omdat ook dat plein voor activiteiten vrij moet blijven. Er wordt een plantenbak uitgegraven en omgezet in een speelruimte voor kinderen met daarin een schommel, een draaimolentje en wellicht een wipkip. Kosten van dit alles en meer: € 54.000 ex BTW.

Niet genoeg loop in winkelcentrum Bijvanck

De Raad praatte een vol uur over al deze veranderingen en mij zul je daar niet geringschattend over horen. Het gaat namelijk niet om plein-opleukertjes. Het gaat er om dat er niet genoeg loop zit in
het winkelcentrum van de Bijvanck. De pleinen zijn daardoor eerder een blinde vlek dan een pulserend hart. Ongetwijfeld heeft de inrichting van de pleinen daar iets mee te maken. Maar iets is niet
veel. Kan de Raad veel doen om meer loop, reuring en handel op het plein te krijgen? Nee, veel meer dan hanging baskets en een wipkip zit er niet in. De markt moet zijn eigen problemen oplossen.
De politiek kan slechts in de marge voorwaardenscheppend bezig zijn. Zo is het landelijk in het groot. En zo is het in het klein, als het gaat over de pleinen van de Bijvanck. Was het daarom dat ondernemers en aanwonenden schitterden door afwezigheid?

Die nostalgie

En dan is er nog iets en daarom begon ik met die nostalgie. Een complete Raad die zich bezig houdt met de inrichting van een plein, in gesprek gaat met burgers en ondernemers, en tenslotte komt met een plan. Zou je diezelfde intensiteit en aandacht houden in een vergrote gemeente? Ik denk van niet. Het gevolg? Een verder terugtreden van de politiek richting ‘hoofdzaken’ met een opvulling van de
daardoor ontstane ruimte door ambtelijk bestuur en beheer. Met als gevolg een overheid die haar macht uitbreidt in plaats van zich terugtrekt. Het tegendeel van wat diezelfde overheid met de mond
belijdt. Omdat het hier allemaal zo kleinschalig is, zie je het haarscherp voor je ogen gebeuren. Vandaar die nostalgie

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Jan Greven

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑