We waren in Tegelen. Voor de Passiespelen. Ze worden er om de vijf jaar gehouden. Niet in de passietijd, zoals je misschien zou verwachten. Maar van mei tot september iedere zondag. Dit jaar is het weer zover. Het schiet al op. Dertien september voor het laatst. Daarna pas weer in 2020. Een vriend is betrokken bij de organisatie. Zo kwam ik er.
Uit mezelf zou ik er niet zo gauw heen gaan. Oberammergau, Beieren, katholiek, en een snuif anti-joods. Dat zijn mijn associaties bij Passiespelen. Een vooroordeel. En onterecht nog ook. In Oberammergau waar de Spelen één keer in de tien jaar gehouden worden, lag het accent, zo las ik op hun Website, de laatste keer (2010) op Jezus’ oproep tot radicale bekering, zijn liefde voor alle mensen, onafhankelijk van ras, geslacht of stand en de ergernis die dat opriep. Een universele boodschap waar niets anti-joods bij is.
In Tegelen waren er niet zulke theologisch gemotiveerde speciale accenten. We zagen ‘gewoon’ het verhaal van de kruisiging. Met als enige theologische ingreep dat het Spel begint en eindigt met de Emmaüsgangers. Daardoor wordt het verteld vanuit de Opstanding en eindigt het niet, zoals de Mattheuspassion, met Jezus’ dood en begrafenis.
Ik hoorde dat de rollen (allemaal gespeeld door amateurs uit de Tegelense samenleving) al twee jaar voor de uitvoering worden toebedeeld en dat dat altijd de nodige spanningen oproept. Sowieso al door het onvermijdelijke “Waarom hij (of zij) wel en ik niet?”, maar deze keer ook doordat de regisseur voor de Christusrol een Marokkaanse leraar aan een Middelbare School had uitgekozen. “Kan een moslim zo’n rol wel geloofwaardig spelen?” “Moet je van alle kandidaten nu juist een moslim kiezen voor deze rol?”. Dat waren de vragen. Het Bestuur van de Spelen weerstond de druk en bleef achter zijn regisseur staan. Terecht. De Christus rol werd prachtig vertolkt.
Wat we zagen, was spektakel. Stel je voor (zie boven) : een brede, overdekte, oplopende tribune voor zo’n 2500 mensen. De tribune kijkt uit op een openluchtpodium met twee niveaus. Vijfenzeventig meter breed en 45 meter diep. Over de volle breedte en diepte gebeurt van alles. Je komt ogen en oren tekort. Romeinse soldaten halen kruisen neer en richten ze elders weer op. In de tempel, het grote gebouw in het midden, zijn Schriftgeleerden met elkaar in discussie. Je herkent de hogepriester aan zijn gouden borstplaat en mompelt voor je zelf “de efod” (kennis van de Lagere School die klaarblijkelijk nooit verloren is gegaan). Op een lager niveau is het rumoerig, soms chaotisch en in al dat lawaai, geroep en gedoe ontrolt zich het verhaal. Met aan het einde de gevangenneming van Jezus, zijn geseling (‘echte’ bloedrode strepen op zijn rug) en kruisiging. Met om het kruis van Jezus heen de andere kruisen met de misdadigers die respectievelijk vloeken of bidden. Precies zoals het er staat.
In vergelijking met de discipelen (met uitzondering van Petrus, maar die is door zijn verloochening meer een tragische figuur en Judas die zichzelf na zijn verraad spectaculair ophangt door van een muur te springen) zijn de vrouwen veel aanweziger. Vooral Maria Magdalena trekt de aandacht, al was het maar door een décolleté zo diep dat daar tot op de millimeter met het Bestuur over onderhandeld moet zijn. Al wordt het verhaal letterlijk verteld, zonder interpretatie gaat dat natuurlijk niet. Pontius Pilatus is een aarzelende magistraat. Eerder een filosoof dan een keiharde opportunist. Getrouwd met een wijze vrouw, naar wie hij helaas niet luistert. En de schriftgeleerden? Zij zijn bang voor opstand en staan op hun religieuze strepen. Net als in de evangeliën blijven uiteindelijk twee aanklachten tegen Jezus op de zeef liggen. Hij zou de tempel verwoesten en in drie dagen opbouwen en hij noemt zichzelf de Zoon van God. Twee joodse zonden die volgens joods recht om bestraffing vragen.
Ik heb de spelen in Oberammergau in 2010 niet gezien, maar uit wat ik op de Website in de samenvatting las, leid ik af dat de veroordeling van Jezus daar vooral gebaseerd was op zijn oproep tot bekering, hand in hand met ergernis over zijn veel te losse omgang met hoeren, tollenaars en zondaren. Een Jezus zoals de Grootinquisiteur van Dostojewski opzoekt in de gevangenis. Een mens vol liefde, zonder oordeel, de belichaming van een vrijheid waar de Kerk van de Grootinquisiteur niets van moest hebben.
Tegelen volgt de evangelieverhalen en laat daardoor, net als de evangeliën, zien hoezeer Jezus’ dood en veroordeling een joodse aangelegenheid zijn geweest. “’t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten……., ik ben ’t, o Heer, ik ben ’t die u dit heb gedaan.”, dichtte Jacob Revius. Ik zing het graag, maar in Tegelen kon ik toch moeilijk om de joodse tempelautoriteiten heen.
Anderzijds: zo is het nu eenmaal gelopen. Of althans, zo is het opgeschreven. Toch had ik de Schriftgeleerden liever wat aarzelender, minder triomfantelijk gezien, meer bekommerd om de gevolgen van hun daden. Zeg maar tragischer. Want dat is het: een tragisch drama dat zich als een onvermijdelijkheid voltrekt. Chaotisch, willekeurig, sjoemelend met het recht. In een uithoek van een wereldrijk. En toch het begin van een wereldgodsdienst. Normaal al nauwelijks te bevatten en al helemaal niet als het letterlijk voor je ogen wordt nagespeeld.
Tenslotte hangt er een bebloed lichaam levenloos aan het kruis.
Ik kijk er naar en besef scherper dan ooit de absurditeit van mijn geloof: deze bebloede, doodgemartelde en doorstoken man heeft God doen kennen. Rauw en pijnlijk, zo zonder theologische verpakking. Meer vragen dan antwoorden. Een mysterie. Een groot mysterie.
Recente reacties