Test

Rubem Alves herinner ik mij van Wereldraad Conferenties. Het waren de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Oost en West, Noord en Zuid stonden gepolariseerd tegenover elkaar. De Braziliaanse theoloog Alves had de naam het Westen ongenadig de waarheid te kunnen zeggen. Er hing boosheid om hem heen. En eenzaamheid. Alsof hij nergens bij hoorde.

 

Nu ik het proefschrift van de gereformeerde theoloog Tjeerd de Boer gelezen heb, begrijp ik dat ik dat goed aanvoelde. Alves (1933) groeide op in de Braziliaanse Presbyteriaanse Kerk (IPB), studeerde theologie aan het IPB seminarie en werd predikant. Het is eind jaren vijftig. Er zit vernieuwing in de lucht. Alves, opgeleid door de later beroemde bevrijdingstheoloog Richard Shaull, doet volop mee. Zijn kerk daarentegen wordt steeds conservatiever om de gedurig reactionairder wordende machthebbers niet voor het hoofd te stoten. Er ontstaan conflicten.  Als hij in 1964 voor verdere studie in Amerika zit, pleegt het leger een coup. Brazilië wordt een militaire dictatuur die duurt tot 1974. Al die jaren blijft Alves, feitelijk in ballingschap, in de VS. Door zijn proefschrift,  Princeton 1968, over Bevrijdingstheologie wordt hij gezien als een van de protestantse vaders van deze theologie. Ten onrechte, want later heeft hij zich er krachtig van gedistantieerd. Hij zag een rechtstreekse parallel tussen bevrijdingstheologie en klassiek fundamentalisme. Beide op zoek naar waarheid. Beide vanuit gewijde teksten. Beide beschouwen de eigen opvatting over de werkelijkheid als dé werkelijkheid, waarmee zij die (eigen) werkelijkheid een fundamenteel gezag voor hun spreken verlenen. Beide beweren de waarheid in pacht te hebben. Daardoor ziet hij beide als potentiële inquisiteurs.

Na zijn terugkeer naar Brazilië in 1974 wordt Alves benoemd tot hoogleraar Filosofie, en later ook tot hoogleraar Onderwijskunde. Daarnaast begint hij een psychoanalytische praktijk. Maar het verschijnsel religie blijft hem fascineren. Religie ontstaat, aldus Alves, als de mens weigert de natuur langer te zien als een onontkoombaar, finaal proces. Religie gaat over verlangen. Verlangen dat ontstaat als we voelen dat er iets niet goed is. Dat het is of er een stuk van ons is weggerukt waardoor er een gat is ontstaan in onze ziel. Een gat waarin alle herinneringen aan wat we liefhadden en verloren, staan in een decor dat niet meer bestaat. Alleen heimwee houdt de herinneringen levend, behoedt hen voor vergetelheid en zorgt dat de aanwezigheid van het afwezige blijvend wordt gevoeld. 

Wie gelooft, ziet geen dingen die anderen niet zien. Wie gelooft ziet dezelfde dingen die anderen ook zien, maar met andere ogen. Hoe we over God spreken, is uiterst subjectief en hangt af van het ritme van ons leven, onze eigen levensgeschiedenis en onze persoonlijke verlangens naar afwezige aanwezigheid. Over God spreken we vanuit onze eigen verbeelding. We doen dat, als we vermoeden dat de grenzen van het mogelijke verder reiken dan die van het werkelijke. Verbeelding is een verklaring van liefde voor wat nog moet ontstaan.

De weg naar die verbeelding, de weg naar God, loopt via schoonheid. Schoonheid gaat verder waar rationaliteit niet kan komen. Schoonheid beleven we in muziek, in poëzie. Maar ook in het alledaagse. Alves is intussen bijna tachtig jaar. Zijn  dagen bestaan uit ‘een beetje tuinieren, een beetje koken, een beetje schrijven’. Zijn ontmoetingen met schoonheid zijn concreet, aards geworden. Een goede maaltijd, vruchten uit de moestuin. Hij vergelijkt een goede maaltijd met een droom. Het voedsel dat we eten, transformeert ons als het opgehouden heeft te bestaan. Zo kan óók via onze dromen  wat opgehouden heeft te bestaan ons transformeren. In onze dromen kunnen we weigeren het verlies te accepteren van een voorwerp van liefde. Daardoor kunnen wij dat met ons mee blijven dragen en het opnemen in onszelf. Ons lichaam wordt deelgenoot van de droom. We dromen van een tuin. Een plek om gelukkig te zijn. Scheppen is het verwezenlijken van die droom.

Ik heb nogal wat moeite gehad Alves’ gedachten uit het proefschrift van De Boer te destilleren.  Dat komt zeker ook door Alves’ poëtische manier van theologie bedrijven. Anderzijds was iets meer systematische doordenking van de kant van De Boer ook wel prettig geweest. Wat vindt hij zelf van Alves? Het lijkt of hij zo overdonderd is door de schwung en kracht waarmee deze gedreven man theologiseert, dat hij aan die vraag nauwelijks is toegekomen. Toch wel jammer.

 

Tjeerd de Boer, Hoe zullen wij over God spreken? De poëtische theologie van het alledaagse van Rubem Alves.

Uitgeverij Narratio € 19,50

verschenen op 22 februari 2011 in dagblad Trouw