classisAlmelo19660001

Op zes januari 1966 schreef ik bovenstaande brief aan de weleerwaarde heer ds. Boelens. Boelens was toen behalve gereformeerd predikant te Delden, ook scriba (secretaris) van de classis Almelo van de Gereformeerde Kerken. In mijn brief noemde ik Boelens trouwens scriba noch secretaris, maar ab-actis. Waarmee ik aangaf nog geheel in de studentikoze traditie te staan, waar een secretaris onveranderd abactis genoemd wordt, terwijl de secretaris in de kerk nooit anders dan als scriba wordt aangeduid.

Ik vroeg Boelens of hij het punt Preparatoir examen J. Greven wilde agenderen voor de eerstvolgende vergadering van de classis. Merkwaardigerwijze, maar misschien was dat in het vooroverleg al ter sprake gekomen, schreef ik er niet bij dat ik op 17 december van het jaar daarvoor mijn kandidaatsexamen theologie gedaan had en dat ik me daarmee voor dat examen bij de classis gekwalificeerd had.

Wel schreef ik dat ik inmiddels al diverse voorbereidingen had getroffen. Voor het vak Nieuwe Testament zou ik de eerste twee hoofdstukken van de Brief van Paulus aan de Galaten bestuderen waarover de predikant Berkhoff me aan de tand zou voelen. De Almelose predikant ds. G. Smeenk had me een paar hoofdstukken uit de dogmatiek opgegeven. En ik had een proefpreek voorbereid over Prediker 3 : 1 – 15 en 2 Petrus 3 : 1- 16.

Het antwoord van ds. Boelens heb ik niet meer. Wel een handgeschreven brief van hem, gedateerd 26 januari 1966, waarin voorzitter, scriba en assessor van de classis verklaren dat de eerwaarde heer J. Greven te Almelo op die dag met gunstig gevolg preparatoir is geëxamineerd. De envelop heeft geen postzegel en als adres alleen Eerw. Heer J. Greven, Almelo. Ik had de brief na het examen meteen meegekregen.

Van het examen herinner ik me vooral de sfeer. Iets van gewichtig, maar vriendelijk en ontspannen. Letterlijk bijgebleven is me alleen het gesprek met mijn ‘eigen’ Almelose predikanten Smeenk en Vogelaar over mijn motivatie voor het predikantschap. Ik kende ze eigenlijk alleen van de kansel waar ik op zondag onder hun gehoor zat. Het waren geen kanseltijgers. Ze waren vergrijsd in het predikantschap en ik denk dat het ze niet makkelijk afging. Maar ze wisten wel waar het over ging. “Houd je van mensen?”, vroeg Smeenk. Achteraf bezien de enige relevante vraag voor zo’n examen.

Met beide examens,  kandidaats en preparatoir, op zak, kon je dominee worden. Plechtig gezegd was ik op vierentwintigjarige leeftijd kandidaat geworden voor de Heilige Dienst en om de kerken gelegenheid te geven met me kennis te maken, mocht ik als “kandidaat” voorgaan in kerkdiensten. Zo werd ik ook aangekondigd: “Vanmorgen gaat bij ons voor kandidaat J. Greven.” Ambtelijk handelingen als dopen, avondmaal bedienen of de zegen aan het begin en het einde van een kerkdienst, mochten niet. Een dienst leiden wel. En zo is het gebleven. Tot de dag van vandaag. Nooit de stap naar het ambt gezet. Een halve eeuw Kandidaat.