Het denken blijft doorgaan

Maand: juni 2016

Over Luther, de geschiedenis van het kamp Buchenwald, boekdrukkunst en internet,

luther 1

Luther spijkert zijn stellingen aan de Wittenbergse Slotkapel

In Lutherstad Wittenberg maken ze er werk van. Begrijpelijk. Volgend jaar is het daar groot feest. Op 31 oktober 2017 is het op de kop af vijfhonderd jaar geleden dat Luther zijn stellingen tegen de Aflaatpraktijken van Paus en Kerk tegen de deur van de Slotkerk spijkerde. En al wordt er steeds meer betwijfeld of Luther ook daadwerkelijk met hamer en spijkers in de weer geweest is, die deur is nog steeds een trekpleister van jewelste, zij het dat daar op het ogenblik een hek om heen staat. Met het oog op de komende feestelijkheden wordt de kerk grondig gerestaureerd en is maar één uur per dag open voor een rondleiding met gids. We deden zo’n rondleiding en kregen een stortvloed van historische feiten en feitjes over de Slotkerk over ons heen. Te veel, veel te veel.
Erg was dat niet, want terwijl de gids ons het ene na het andere detail voorzette, kon je rustig rondkijken. Het licht viel binnen door glas in lood ramen met in die ramen de stadswapens van steden die in de zestiende eeuw overgingen naar het Protestantisme. De steden, en niet Paus, bisschoppen of heiligen, als dragers van het nieuwe geloof. Het protestantisme was, en is, het geloof van burgers. In de Wittenbergse ramen vertegenwoordigd door hun stadsbestuurders. Burgers die zich er dankzij Luther van bewust waren geworden dat ze zelf wensten te bepalen wat ze qua geloof acceptabel vonden en wat niet. Bij die bewustwording had de Kerk in de persoon van Paus en Curie, een behoorlijk handje geholpen. Geldnood van de Paus, veroorzaakt door uit de hand gelopen kosten voor de bouw van de Sint Pieter, had geleid tot een zacht gezegd onorthodoxe aanpak van zondenvergeving en toegang tot hemel en eeuwig leven. “Als het geld in het kistje klinkt, zieltje in de hemel springt”, hield de Dominicaanse Predikheer Johan Tetzel in Luthers onmiddellijke omgeving zijn hoorders voor. Alles was te koop. Het geloof verworden tot ruilmiddel. Luthers stellingen waren de katalysator van de onvrede daarover.

En toch zou het met die stellingen niets geworden zijn, als de boekdrukkunst niet kort er voor was uitgevonden. Een uitvinding van doorslaggevend belang voor de geschiedenis van de Kerk, voor de geschiedenis van Europa en zeker voor de geschiedenis van Duitsland. Dankzij de nieuwe boekdrukkunst waren de stellingen van Luther al rond de jaarwisseling van 1517/1518, dus nauwelijks twee maanden na de Wittenbergse hamerslagen, verkrijgbaar in Bazel, Neurenberg en Leipzig. Daarna ging het snel. Overrompelend snel. Vooral voor Paus en Keizer. Het zou niet de eerste keer zijn dat machthebbers de macht van nieuwe media volledig verkeerd inschatten.

Een week na Wittenberg was ik in Weimar. Stad van Goethe en cultuur. Maar, zoals vaker in Duitsland: weinig is wat het lijkt. Tien kilometer van Weimar met al die hoog verheven, prachtige Duitse cultuur, ligt het voormalig concentratiekamp Buchenwald. Gebouwd in 1936. Bevrijd in 1945. Na de oorlog als Speziallager Nr. 2 voor politieke tegenstanders in de Russische Bezettingszone onveranderd concentratiekamp gebleven. Zevenduizend slachtoffers tussen 1945 en 1950, bovenop de vijftigduizend die er stierven in de Nazitijd tussen 1936 en 1945.
Speziallager Nr. 2 werd opgeheven bij de oprichting van de DDR in 1950. De zorg voor het ontruimde kamp, een lieu de memoire als weinig andere, kwam bij de Duitse communisten en die zijn niet zuinig omgesprongen met wat er van het kamp over was aan barakken en plekken van verschrikking. In 1991, toen de DDR opging in het nieuwe Duitsland, waren alle barakken gesloopt. Alleen het poortgebouw stond er nog. Met de klok die stilstaat op kwart over drie, het tijdstip dat het kamp bevrijd werd. En het crematorium. Dat is er ook nog. Maar van de barakken rest alleen de plek waar ze ooit stonden. Gemarkeerd als een rechthoek met losse stenen en een nummer, zodat je kunt zien welke barak er stond. Aan de randen van de rechthoek een laag stenen muurtje met daarop hier en daar een steen als herinnering aan iemand die daar ooit stierf. Een van de 50.000.

Dat poortgebouw en crematorium gespaard bleven, had speciale redenen. In het crematorium was de voorzitter van de vooroorlogse Kommunistische Partei Deutschland (KPD) Ernst Thälmann op persoonlijk bevel van Adolf Hitler in 1944 vermoord. De stilstaande klok in het poortgebouw verwijst naar het tijdstip dat de illegale KPD kampleiding de leiding van het kamp veroverde op de SS. Beide gebouwen waren van te veel belang voor de geschiedenis van de KPD om te slopen. Een DDR-besluit om het terrein na sloop van de barakken te herbebossen, zodat er niets meer zou zijn dat aan het kamp zou herinneren, is nooit uitgevoerd. Kennelijk was dat toch een brug te ver.

Een paar kilometer van het oorspronkelijke kamp staat, verscholen in de bossen, een gebouwtje met daarin een permanente tentoonstelling over Die Geschichte der Gedenkstätte Buchenwald. Een vriend had me geadviseerd daar vooral naar te gaan kijken en hij had helemaal gelijk. Zelfs na de schok van het bezoek aan het voormalige concentratiekamp was het een schokkende tentoonstelling.
Je las hoe zich direct na de oorlog een internationaal Buchenwald-comité vormde om de herinnering aan het kamp levend te houden. Het comité bestond uit prominente ex-gevangenen, zowel communisten als niet-communisten. Met dat comité is het gegaan zoals in meer comité’s van ex-concentratiekampgevangenen, ook in ons land: de communisten hebben de niet-communisten er geleidelijk aan uit gewerkt.

In het Buchenwald-comité hadden ze dat binnen een paar jaar voor elkaar en toen dat eenmaal zo ver was, werd de geschiedenis van het kamp in communistische zin herschreven. Er kwam een onderscheid tussen Opfer des Fachismus en Kämpfer gegen den Fachismus. De slachtoffers waren joden, zigeuners, jehovagetuigen, homo’s. De strijders waren degenen die in het kamp beland waren na daadwerkelijk verzet en die dat verzet in het kamp voortzetten: de communisten. Er kwam een rangorde : eerst de Kämpfer, daarna de Opfer.

luther 2

Steenreliëf Mahnmal Buchenwald. Zie linksboven de gevangene achter de tralies die een aan zijn armen opgehangen medegevangene een stuk brood toe stopt achter de rug van de SS bewaker om.

In de Buchenwald-herdenking draaide het steeds exclusiever om het communistisch verzet in het kamp. In 1958 kwam er een reusachtig gedenkteken, een Mahnmal, een paar kilometer van het oorspronkelijke kamp dat helemaal om dat verzet draaide. Er kwam een grote toren, een beeldengroep die het verzet uitbeeldde, verschillende in realistisch, socialistische stijl uitgevoerde in steen gehouwen reliëfs waarin het verzet tot uitdrukking werd gebracht en een brede lange trap, uitlopend in een amfitheater waar men bijeen kon komen bij herdenkingen.

luther 4

Beeldengroep Mahnmal Buchenwald

De bedoeling was dat het “Mahnmal”, en niet het oorspronkelijke kamp, de plek van herdenking zou worden. Dat je, als je naar Buchenwald ging, niet naar de restanten van het Kamp ging, maar naar het Mahnmal, waar niet de Opfer, maar de Kämpfer centraal stonden. Waar het niet in de eerste en laatste plaats ging over de gruwelijkheden van de nazi’s en het lijden van al die honderdduizenden gevangenen, laat staan over de naoorlogse gruwelijkheden van de Russen (7000 doden), maar over het communistisch verzet.

luther 3

Waarschuwing tegen fouten in de constructie.

Die hele opzet is sinds de hereniging van Duitsland op 3 oktober 1990 totaal veranderd. Alle nadruk ligt nu weer op het Kamp. Er wordt nog wel naar het Mahnmal verwezen, maar je moet er naar zoeken en als je de toegang gevonden hebt, word je gewaarschuwd. Op het eerste gezicht, zo lees je (zie afb.) zien het Mahnmal, de toren, de trappen, het beton er allemaal nog behoorlijk uit. In werkelijkheid zit er betonrot in het beton en heeft het monument dringend behoefte aan renovatie omdat er bij de bouw verschillende fouten gemaakt zijn. Ze worden allemaal opgesomd, van slechte waterafvoer tot verkeerde aanleg van de trappen waardoor de stenen los zitten. Aldus gewaarschuwd kun je dan het monument betreden. Maar je verbaast je. Zelfs al dat gezamenlijk lijden en sterven bracht geen saamhorigheid in het herdenken, maar verbitterde strijd over de eerste plaats met de ‘slachtoffers’ als (opnieuw) verliezers.
Op de nadering van de Amerikanen, aldus de Spaans/Franse schrijver Jorge Semprun die twee jaar in Buchenwald doorbracht, was de SS gevlucht. Op 11 april 1945 arriveerde het zesde Pantserregiment van het Derde Amerikaanse leger. Kort daarvoor had het communistische kampverzet de overgebleven SS’ers verdreven. In de officiële communistische geschiedschrijving vind je van de Amerikaanse bevrijding heel weinig terug. Het kamp lijkt bevrijd door het communistisch verzet.
Op de tentoonstelling trof me het verhaal van Ernst Busse. Busse was al sinds de oprichting van de KPD in 1919 lid van de Partij. In 1933, direct na de machtsovername van Hitler, werd hij gearresteerd en na drie jaar eenzame opsluiting in 1936 naar het nieuw te bouwen concentratiekamp Buchenwald getransporteerd. Daar blijft hij tot de bevrijding. In Buchenwald is hij lid van het illegale KPD leiding van het kamp. Op het laatst als Kapo van het Krankenrevier voor de zieken. Na de oorlog krijgt hij verschillende functies. Hij is vice minister president van de deelstaat Thüringen en later onderminister van Landbouw in Berlijn.

In 1950 wordt hij “op grond van verklaringen van vroegere medegevangenen” door de Russen tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld en in 1951 in de Gulag van de Stalinistische tijd gestuurd. In augustus 1952 wordt hij in het Sonderlager 6 van het gulagkamp Workuta aan de IJszee door de Russen doodgeschoten.

luther 5

Ernst Busse

Het schokt me. Negen jaar Buchenwald en dan door de Russen tot levenslang veroordeeld, opnieuw het concentratiekamp ingestuurd en geëxecuteerd? En dat “op grond van verklaringen van medegevangenen”? Wat zouden ze verklaard hebben? Dat Busse afweek van de partijlijn? Dat hij twijfelde aan het communisme?
De zaak laat me niet los en als ik thuis ben zoek ik op Google naar Ernst Busse en vind daar het hele verhaal. Direct na de bevrijding was er niets aan de hand met Busse. Wel waren er geruchten dat hij te nauw met de SS zou hebben samengewerkt. Ook zijn politieke carrière liep, nadat hij minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Thüringen was geweest, niet voorspoedig. Hij bracht het tenslotte tot vierde minister van Landbouw in Berlijn. Dat het tenslotte helemaal verkeerd liep, kwam doordat de Russen een andere visie op zijn rol in het kamp moeten hebben gehad dan zijn Duitse partijgenoten. Die laatsten hebben na de oorlog ook zelf onderzoek gedaan naar de toestanden in de kampen en in het bijzonder naar mogelijke collaboratie tussen communistische en andere kapo’s (allen gevangenen) met de SS. Wat ze vonden is nooit bekend gemaakt. Tot bij de Duitse hereniging in 1990 de archieven opengingen en er in 1994 onder redactie van de historicus Lutz Niethammer een boek met documenten en een inleiding verscheen met de titel “Der gesäuberte Antifaschismus”, Die SED und die roten Kapos von Buchenwald.
Ernst Busse kwam daar niet brandschoon uit. Als kapo van de ziekenboeg zou hij over leven en dood beslist hebben. En zelf mensen „abgespritzt“, met een injectie gedood, hebben. Ook zou hij verantwoordelijk zijn voor de dood van een Sovjet officier en voor de dood van een Russische medecommunist. Bovendien zou hij gebruik hebben mogen maken van een sinds 1943 bij het kamp horend SS-bordeel.

De publicatie van Niethammer lokte in 1994 een forse Historikerstreit in Duitsland uit. Hoe bewaar je je integriteit in een misdadige regime? Kun je daar overleven zonder vuile handen te maken en valt dat mensen te verwijten? De discussie werd getoonzet door de Thüringse editie van het schandaalblad BILD dat zijn mening al klaar had en in een voorpublicatie schreef over een moordzuchtige samenwerking („eine mörderische Kumpanei“) tussen fascisten en communisten in Buchenwald.
Toen ik dat allemaal thuis achter mijn computer las, bedacht ik hoe enorm onze situatie is veranderd door Internet. Dat die gedachte bij me op kwam, kwam door mijn ervaring in Wittenberg met die Luther-stellingen die al drie maanden later honderden kilometers verder te verkrijgen waren. Er loopt een rechtstreekse lijn van het protestantisme naar de boekdrukkunst. Maar intussen heeft Internet voor een belangrijk deel de plaats van de boekdrukkunst over genomen. Zonder Internet, met alleen de boekdrukkunst, zou het na mijn bezoek aan Buchenwald gebleven zijn bij de opvatting die zich bij mij gevormd had, toen ik daar op die tentoonstelling las over Ernst Busse. Ik beschouwde Busse spontaan als een dissident die was gaan twijfelen aan het communisme, over die twijfel had gepraat tegen zijn communistische medegevangenen, wat hem in de bloedige Stalintijd van na de oorlog fataal was geworden. Aan de mogelijkheid van een foute Kapo had ik niet gedacht. Mijn standpunt zou helder geweest zijn, maar wel fout.

Nu kon ik via Internet alles uitzoeken. Zelfs had ik rechtstreeks toegang kunnen krijgen tot de documenten die Niethammer in 1994 publiceerde. Ik hoefde Niethammes boek daar niet meer voor aan te schaffen. Busse’s medegevangenen hadden hem beschuldigd van collaboratie met de SS en medeplichtigheid, of zelfs meer, aan moord. Ik werd een discussie ingezogen over een grijs gebied in een wereld waar zwart en wit messcherp van elkaar te onderscheiden leken te zijn. Een discussie over schuld, verantwoordelijkheid en moed. Busse werd in 1990 (na de val van de Muur) gerehabiliteerd; hij zou slachtoffer zijn geweest van een machtsstrijd tussen de kameraden die de oorlog in ballingschap in Moskou hadden doorgebracht, zoals partijleider en latere president van de DDR Walter Ulbricht, en partijgenoten die hadden overleefd in de concentratiekampen. De Russen hebben hem nooit gerehabiliteerd.

Een boek leidt tot een standpunt. Je bent het eens met de schrijver of niet. Internet leidt tot overwegingen. Je zit bij wijze van spreken in een zaal en laat de verschillende getuigen voor je optreden. Als was je regisseur en onderzoeker tegelijk. Je oordeelt minder snel. Je denkt anders.

Als dat consequenties heeft voor mijn denken over “Buchenwald”, heeft dat dan ook consequenties voor mijn geloof aan wat Luther in zijn stellingen aan de orde stelt? De vraag stellen, is haar beantwoorden : ja, dus.

De grote verdamping

Carel ter Linden, ooit geliefd en gerespecteerd predikant van de Haagse Kloosterkerk, gelooft niet meer in een persoonlijke God. God is bij hem geëvolueerd tot een ethisch appel, een “innerlijk ervaren, beslissend appèl tot verantwoordelijk mens zijn”. Een paar jaar geleden beschreef hij deze omslag in zijn geloof. Sommigen ervoeren het als een bevrijding. Voor anderen was het een koude douche.

Zou jongere broer Nico (verder Ter Linden), ooit predikant van de Amsterdamse Westerkerk, ook gerespecteerd, ook geliefd, aan zijn Haagse broer gedacht hebben toen hij schreef dat “geloven op een hoog abstractieniveau” hem niet gegeven is en dat hij zich God daarom “onbekommerd als een persoon voorstelt”? Ter Linden schrijft dat in een onlangs verschenen boekje waarin hij mijmert over wat is gebleven van zijn geloof. Ook zijn geloof is, net als dat van broer, anders geworden. Ook bij hem is God verschoven. Zij het niet richting abstractie, zoals bij broer Carel. Maar richting Israël.

Meer en meer heeft hij oog gekregen voor de rol die God als bevrijder speelt in de verhalen van Israël. God bevrijdt van afgoden. Toen, in het land Kanaän. Nu, in ons eigen “platland”. De kerk, voor Ter Linden een vertelgemeenscha waarin het draait om verhalen van bevrijding, zou moeten voorgaan op het pad naar de vrijheid. Helaas komt daar niet veel van terecht. Ter Linden is voorzichtig in zijn kritiek op de kerk, maar ervaart er wel een gebrek aan diepgang. Aan kennis ook. Kennis van vooral het Hebreeuws als de taal om God te verstaan. En misschien ook aan liefde. Liefde voor de verhalen. En liefde voor de mensen voor wie de verhalen bestemd zijn.

Het heeft even geduurd, schrijft Ter Linden, voordat het tot hem doordrong dat God voor alles de bevrijder is. Ik herken dat. Ook ik heb God indertijd geleidelijk aan ontdekt als een vrijheid brengende tegenkracht. Als een God die was te vinden in bevrijdingsbewegingen. In Afrika. In Latijns Amerika. Maar ook in het eigen bestaan, voor wie zich losmaakte van oude structuren en opstond tot een bevrijd leven. Amerikaanse theologen als Paul van Buuren (The secular meaning of the Gospel) en Harvey Cox gingen voor op dat pad. Net als Duitse theologen als Jürgen Moltmann (Die erste  reigelässenen der Schöpfung), Helmut Gollwitzer en Rudolf Bultmann.

De ontdekking van God als Bevrijder paste bij de tijd waarin Ter Linden en ik die ontdekking deden. Het waren de jaren zestig van de vorige eeuw. We dronken de religieuze variant in van de oproep tot vrijheid die toen overal te horen was. Maar het is wel een ontdekking van toen. Van die tijd. Een tijd waarin er nog heel wat te bevrijden viel. Waarin oude vaak nog vooroorlogse structuren de dienst uit maakten. Politiek, ethisch, kerkelijk. Nu, een halve eeuw later is dat verleden tijd. Het werk is gedaan. Er heeft een massale ontvoogding plaats gevonden.

Er spelen andere vragen. “Alles Ständiges und Stehende verdampft, alles Heilige wird entweiht” (Alles wat duurt, alles wat staat verdampt, al het heilige wordt ontwijd) , schrijven Marx en Engels in het Manifest van de Communistische Partij van 1848. Marx en Engels hebben het toen goed gezien. Het kapitalisme bracht, en brengt nog, grote verdamping. Bevrijd, los gemaakt is er genoeg. Maar is er nog binding? Is er nog gemeenschap? Is er nog verantwoordelijkheid voor de publieke zaak? Wat telt nog, behalve eigenbelang? Wat telt nog, behalve geld?

Geloven in deze tijd is nadenken over God in een tijd van verdamping. Dat betekent dat God andere accenten krijgt dan een halve eeuw geleden toen Hij ons voor ging op het pad van bevrijding. Hoe ik die andere accenten zie, kan ik het best vertellen aan de hand van een Midrash verhaal over de zonen van Jacob die terugkeren uit Egypte en hun oude vader Jacob, die al tweeëntwintig jaar rouwt om zijn zoon Jozef, moeten vertellen dat Jozef nog leeft. Ze zijn bang dat zijn hart het begeeft als ze hem dat zo rechtstreeks vertellen. De oplossing wordt gevonden door een lied dat gezongen wordt door de dochter van Aser, een van Jacobs zonen. Ze heet Serah. Ze wacht tot Jacob bidt en als hij zo staat voor zijn God, zingt ze hem toe : “Jozef leeft, in Egypte, twee zonen zijn hem geboren, Manasse en Efraïm.” Een lied hoeft niet waar te zijn. Zo bereidt het meisje haar grootvader voor op de waarheid. Zonder dat zijn hart breekt.

Is er toch nog iets dat heilig is en niet ontwijd wordt, dat overeind blijft in de verdamping? Soms is er iets van een mogelijkheid. Een vergezicht. Opgeroepen door een gedicht. Door muziek, een lied. Door zo’n prachtig verhaal uit de Bijbel of de Midrash. Het hoeft niet waar te zijn. Sterker nog, het is niet waar volgend de regels van de rationaliteit. Het waait ons toe. Het overkomt ons. Als een mystieke ervaring waarin Gods aanwezigheid wordt ervaren. Zoals je het parfum ruikt van iemand die juist voorbij gegaan is.

Nico ter Linden, En dan nog dit. Wandelen met God. Uitgeverij Balans.

© 2024 Jan Greven

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑