Het gaat niet goed met de Gooi en Eemlander.  Advertenties lopen terug, lezers zeggen op. En nu moet een kwart van de journalisten weg. Schokkend nieuws voor wie de regionale krant een warm hart toe draagt. Bij de Blaricumse Raad is daar geen misverstand over. Als hart onder de riem nam de Raad op 24 januari jl. een motie “Behoud Regionale Pers” aan met daarin de opdracht aan zichzelf  “noodzaak en belang van een regionaal onafhankelijk dagblad te onderstrepen en uit te dragen.”

De verslaggever van de Gooi en Eemlander was de hele vergadering aanwezig. Knap moeilijk om zo’n vergadering in een handzaam twee kolommetje te verslaan, dacht ik toen ik hem daar zo achter zijn tafeltje zag,. Ik had me geen zorgen hoeven maken. De verslaggever beperkte zijn raadsverslag tot de motie over zijn krant. Verstandig. Veel meer nieuws zat er verder niet in. Ook al omdat de ruzie over de aanbesteding van de kunstgrasvelden van BVV’31, waarover de gemoederen de vorige keer zo hoog waren opgelopen, op voor een buitenstaander onnavolgbare wijze gesust bleek.

Saai dus, die vergadering? Nee, helemaal niet. Er werd hard gewerkt en soms ook nog venijnig gedebatteerd. Maar nieuws? Aan de orde was het Bestemmingsplan Dorp. De vorige dateerde van tien jaar terug. Er moest een nieuwe komen. Van wie dat moest? Van de Provincie natuurlijk. De Raad is meer en meer uitvoerder geworden van de bureaucratische wensen van Rijk en Provincie.

Zo’n bestemmingsplan wordt zorgvuldig aangepakt. Op tafel lag een Nota van Uitgangspunten. Dat moet leiden tot een Voorontwerp. Dat weer tot een Ontwerp Bestemmingsplan en dan pas is er een Bestemmingsplan. Intussen had er al een Centrumvisie ter tafel gelegen. We maakten dus stap 2 van in totaal 5 stappen mee. Op de publieke tribune zaten tien man.

In feite kampt de Raad met hetzelfde probleem als De Gooi en Eemlander. Beide komen uit een vroegere periode. Uit een tijd dat de Raad het dorp bestuurde en de krant daarover berichtte. Kleinschalig, dicht bij huis, herkenbaar. Die tijd is voorbij. De Raad bestuurt het dorp niet meer. Dat doet een anonieme bureaucratie in Den Haag en Haarlem. De lezer van vroeger, de lezer die zich betrokken voelde bij zijn regio, die over Weesp even graag las als over Hilversum, ook al woonde hij in Blaricum, die lezer is goeddeels weg.

Ik ga niet romantisch doen, maar constateer wel dat er in die tijd een gevoel was van gemeenschap. Een idee van bij elkaar horen. Een idee dat als een wolk boven ons leek te zweven en dat ons met elkaar verbond. Als lezers van de Gooi en Eemlander.  De hoofdredacteur van de Gooi en Eemlander, Guus Pikkemaat, wás iemand in Het Gooi. Als Blaricummers. Als inwoners van het Gooi.

Die wolk is weg. En niets, zelfs de beste bedoeling niet, krijgt haar terug.

Toch is er nog een Raad. Toch is er nog een krant. Beide staan voor iets dat je niet zou willen missen. Maar meer dan een motie zit er niet in.