Het moet gebeurd zijn toen George W. Bush de 43e president van de USA werd, want het waren leden van zijn staf die de zaak aan de orde stelden. Dat moet dus begin 2001 geweest zijn. De betreffende staffers werkten op de afdeling Voorlichting van het Witte Huis. In een gesprek met journalisten zeiden ze dat ze niet van plan waren altijd de waarheid te vertellen. Of ze de waarheid zouden vertellen, hing af van hun baas. Of die belang bij de waarheid had. Had hij dat, OK. Maar had hij dat niet, jammer voor de waarheid.
Ik herinner me de conversatie vanwege de ophef die het veroorzaakte. Over de hele wereld schonken kranten er aandacht aan. wat een dwaas idee! Voorlichters die al voordat ze aan hun job begonnen, zeiden dat je er niet op moest rekenen dat ze de waarheid zouden vertellen. Waarom waren ze er anders?
Het antwoord op die vraag werd gegeven in de aanloop naar de Iraq oorlog, die begon in maart 2003. Als reden voor die oorlog werd gegeven dat de toenmalige heerser over Iraq, Saddam Hoessein zou beschikken over massavernietigingswapens waarmee hij met terreuraanvallen het Westen zou kunnen aanvallen. Massavernietigingswapens, ze zeiden het allemaal. De president en zijn voorlichters in de eerste plaats, maar ook de Britse premier Tony Blair en natuurlijk vice-president Dick Cheney en Donald Rumsfeld, de minister van Defensie. Bush’ minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell had er in een toespraak bij de Verenigde Naties in New York zelfs kaarten bij.
Kaarten die aangaven waar Saddam Hoessein zijn massavernietigingswapens verborgen hield. Ik probeer me wel eens voor te stellen hoe dat kaartje gemaakt is en hoe ze tot hun plaatsbepaling gekomen zijn. Zo maar een plek geprikt? Wat voor discussie voer je over de vraag wat de goede plek is, als je het zelf voor het kiezen hebt.
Interessant was de positie van onze toenmalig premier Jan Peter Balkenende. Hij wist natuurlijk dat er geen bewijs was dat de massavernietigingswapens van Saddam bestonden, maar was voorzichtiger dan zijn collega Tony Blair. Zo schreef hij aan een burger die zich zorgen maakte dat we opnieuw een oorlog in gefrommeld zouden worden, dat hij het ”zeer waarschijnlijk” achtte dat Irak beschikte over massavernietigingswapens en dat de dreiging die van Irak uitgaat reëel was en steeds ernstiger zou worden. Hij hield dus een slag om de arm en kon later zeggen dat hij over Iraq niet gelogen had.
Bush, Blair, Powell, Rumsfeld, ze werden geloofd. Waarom? Waarom hadden ook de kranten indertijd de neiging ze te geloven? Waarom werden de ontkenningen van Saddams minister van Buitenlandse Zaken Terek Aziz niet geloofd? De kranten hadden het er in de aanloop naar de oorlog maar moeilijk mee. Sprak de Amerikaanse president de waarheid? Maar kon je je voorstellen dat er op dit niveau keihard gelogen werd? Bij de meeste kranten, zag je dat ze uiteindelijk toch meegingen in het geloof dat er massavernietigingswapens waren.. Zeker toen de oorlog voorspoedig verliep. Maar er waren ook kranten die sceptisch bleven tot het bittere einde.
Nooit is gezegd wat de echte reden was
Want er waren geen vernietigingswapens. De reden dat Amerika Iraq aanviel was een heel andere. Nooit is gezegd wat die echte reden was, maar ga maar uit van iets met olie, de geopolitieke situatie in het Midden Oosten, waarbij de positie van Israël altijd een rol speelt. En last but not least de zakelijke belangen van de groep rond Rumsfeld en Cheney.
Wie indertijd in de aanloop naar de oorlog een van die redenen noemde als reden voor de oorlog, werd weggezet als een vijand van Amerika die met zijn laffe houding een op onze vernietiging beluste dictator in de kaart speelde.
Pas jaren later, kwam de waarheid boven tafel en vernietigde met terugwerkende kracht de reputaties van bovengenoemde politici. De associatie “Hij loog toen ook al over Irak.” zijn ze nooit meer kwijt geraakt. Behalve dan onze eigen Jan Peter Balkenende die het niet meer dan zeer waarschijnlijk achtte.
Ik heb nergens gelezen dat de leugens in de aanloop naar de Iraq oorlog ooit verbonden zijn met het gesprek over de ‘waarheid’ tussen de afdeling Voorlichting van het Witte Huis en journalisten. Was dat wel gebeurd, dan had je je achteraf niet hoeven verbazen. Het Witte Huis had immers zelf gezegd dat het de waarheid alleen zou spreken als dat het eigenbelang niet in de weg zou staan? Wat dat betreft hadden ze de waarheid gesproken.
Dat alles speelde in 2003. Twintig jaar geleden. Als je tussen je oogharen door kijkt naar die periode zie je wel ontwikkeling. In 2003 kon ik me niet voorstellen generaal Colin Powell glashard zat te liegen toen hij in de Verenigde Naties dat kaartje liet zien. Hij had de reputatie een eerlijk mens te zijn. Ten onrechte. Zo’n teleurstelling over iemands integriteit blijft hangen. Toen ik las van zijn overlijden in oktober 2021 dacht ik niet aan hem als aan de briljante militair die hij was, maar zag ik hem daar zitten bij de Verenigde Naties met dat kaartje met beide handen omhoog gestoken. Dezelfde reactie had ik bij het overlijden van Donald Rumsfeld, de toenmalige minister van Defensie in juni van datzelfde jaar.
Ik dacht aan zijn unknown unknowns; feiten waarvan je niet weet dat je ze niet weet. Feiten waar je niets van weet, maar die er wel kunnen zijn. Misschien had Saddam wel vernietigingswapens die wij niet alleen niet kenden, maar waarvan we ook niet wisten dat we ze niet kenden. Misschien moest je daarom wel degelijk rekening houden met het bestaan van deze unknown unknowns en kon je zeggen dat massavernietigingswapens bestonden ook al kende je geen feiten die dat bevestigden. Zo denkt een zelfbewuste, arrogante leugenaar weg te komen met zijn leugens.
In 2003 leefden we in een totaal andere mediatijd. Het zou nu heel anders gegaan zijn. Stel dat internet en sociale media in 2003 al op het niveau van vandaag gestaan hadden. Van weerskanten, zowel van de kant van Saddam Hoessein als van de kant van Amerika zou er dan, in de aanloop naar de oorlog een stroom van nepnieuws, geruchten, halve waarheden, hele leugens over ons zijn uitgestrooid. In het geweld van die stroom zouden wij ons standpunt bepaald hebben. Hoe? Door in te stemmen met wat ons het meest waarschijnlijk leek. Wat dat is? Dat is wat het beste aansluit bij onze vooroordelen. Bij hoe we denken dat de wereld in elkaar zit.
Als we de Amerikanen toch al zouden wantrouwen, zouden we de Saddam versie geloven. Als we Saddam een ruwe massamoordenaar zouden vinden, zouden we geen enkele moeite hebben hem ook te verdenken van het bezit van massavernietigingswapens. Algoritmen zouden ons een handje helpen bij de ontwikkeling van onze standpunten.
Zo zitten algoritmen in elkaar
Algoritmen kunnen immers uit de wijze waarop wij onze weg vinden op google, facebook of twitter aflezen of onze sympathie bij Amerika of bij Saddam zou liggen. Zo zitten algoritmen in elkaar. Ze hebben geen moraal. Het kan ze niet schelen waar onze sympathie ligt. Het enige dat ze willen, is ons zo lang mogelijk aan de lijn houden. Dat is prettig voor adverteerders. Om ons vast te houden voeden ze ons met informatie die we prettig vinden. Saddam sympathisanten worden gevoed met feeds over de zakenvrienden van Rumsfeld en Cheney. Dat helpt. Het bevestigt onze vooroordelen. Doet ons begrip voor Saddam groeien. De andere partij daarentegen toont ons tot welke boevenstreken de dictator in staat is. Bijvoorbeeld wat hij deed met de Koerden.
Je door algoritmen laten voeden met informatie werkt heel anders dan wanneer je voor je informatie een boek of een krant leest. Een algoritme voert je mee door je gefocust te houden. Boeken en kranten trekken het breder, geven argumenten, delen geschiedenis. Bieden je alternatieve vergezichten. Een algoritme voert tot een propositie zonder geschiedenis. Kranten en boeken bieden ruimte om te vertellen hoe het zo gekomen is. Een algoritme biedt je een gevoel. Een boek maakt begrijpelijk door een aangekleed verhaal. Een krantenartikel eist een context, veronderstelt kennis van wat voorafging. Geeft ruimte om een eigen standpunt te ontwikkelen. Laat je zien dat er aan een zaak verschillende kanten kunnen zitten.
Het kan voorkomen dat je daar geen behoefte aan hebt. Gewoon omdat je er geen geduld voor hebt. Of omdat je boos bent. Vorige week dinsdag had de Blaricumse gemeenteraad een ronde tafel gesprek georganiseerd over de uitbreiding van Albert Heijn, hier in het dorp. Er waren 17 insprekers. De ene kant was voor uitbreiding. De ander tegen. De ene groep zei dat er veel te weinig parkeergelegenheid was, en dat de verkeersonveiligheid zou toenemen. De andere beweerde het tegenovergestelde. De standpunten stonden lijn recht tegenover elkaar. Op het Internet kon je beide standpunten vinden.
De verantwoordelijke wethouder stelde voor een nieuw verkeersonderzoek te houden, als de nieuwbouw en de verkeersmaatregelen voor de nieuwe situatie gerealiseerd waren. De tegenstanders gingen niet op dat aanbod in. Ze hadden hun standpunt bepaald en daar hoorde een verslechtering van de verkeerssituatie bij. Onze tijd is de tijd van zoeken naar voeding voor het eigen gelijk. Die voeding vinden we op het Internet, dat ons voedt met argumenten, ons trekt in het ene kamp of het andere.
Alternate facts
George W. Bush was nog net op de grens. Hij was nog net president in een tijd dat de mensen verwachtten dat de president van de Verenigde Staten de waarheid sprak. Onder zijn opvolger Barack Obama liep die tijd nog even door. Bij zijn opvolger Donald Trump kon je die verwachting al vanaf het begin van zijn presidentschap opbergen in een laadje en haar daar vier jaar laten liggen. Ik herinner me de discussie over de “alternate facts”.
De woorden werden voor het eerst gebruikt door een raadsvrouw van de president Kellyanne Conway . Ze gebruikte ze om de persvoorlichter van het Witte Huis Sean Spacer te verdedigen die had gelogen over het aantal mensen dat Trumps inauguratie als President zou hebben bijgewoond. Nooit waren er meer mensen bij een inauguratie geweest dan bij die van Donald Trump, zei hij. En dat was, zoals iedereen op de televisie had kunnen zien, een duidelijke leugen. Alternate facts zijn politiek gemotiveerde zienswijzen die niet, of alleen zeer selectief met de objectieve realiteit te maken hebben.
Om te zien hoe het gebruik van “alternate facts” werkt, hoeven we trouwens niet naar de VS. Onze eigen minister-president heeft zich vele malen bediend van alternate facts.
Pijlers van het Westers denken
Hier boven viel het woord ‘objectieve realiteit’. Je mag ook zeggen : objectieve waarheid. Voor ons in de Westerse cultuur is dat een belangrijk begrip. Onze cultuur wordt er door bepaald. Objectieve waarheid. Objectieve goedheid. Objectieve schoonheid. Het zijn de drie pijlers van onze cultuur. Er is iets bijzonders met die pijlers in het Westerse denken. Aan de ene kant geloven we dat ze bestaan. Dat er zo iets als absolute waarheid is. dat er absolute waarden zijn. dat absolute schoonheid iets is dat kan oplichten in een kunstwerk. Tegelijkertijd hebben ze iets ongrijpbaars. Niemand heeft ze ooit gezien. Ze bestaan niet, maar ze functioneren wel.
Ach, het is allemaal begonnen in de grot van Plato. Wij mensen zijn opgesloten in de grot en zien tegen de wand dankzij het licht van een vuur schaduwen die op de wand geprojecteerd worden. Schaduwen van het absolute. Helaas, in de grot komen we niet verder dan de schaduwen. Verder dan vermoedens komen we niet. Maar het absolute is er wel. Anders zouden er immers geen schaduwen zijn.
De tegenstrijdigheid dat het absolute er wel is, maar dat je er nooit de vinger op kan leggen, heeft onze cultuur een bijzonder karakter gegeven. Met aan de ene kant zekerheid. Er bestaat zo iets als objectieve waarheid, goedheid en schoonheid. Of althans, wij geloven in het bestaan van die drie absoluutheden. Voor religieuze mensen zijn ze verbonden met God. Maar je hoeft niet religieus te zijn om in het absolute te geloven. Om te handelen in overeenstemming met wat jij beschouwt als absolute goedheid. Aan de andere kant behelpen we ons met schaduwen. Ontglipt het absolute ons altijd.
Tegenover mensen van andere culturen, die geen Plato in hun midden gehad hebben. Tegen wie nooit is gezegd dat ze in een grot zitten en dat wat ze zien in wezen schaduwen zijn van het absolute. Tegenover die mensen geeft de pretentie van ons Westerse denken dat er zo iets is als absolute waarheid, goedheid en schoonheid, en dat iets van dat absolute te vinden is in ons denken, in ons doen en laten , in onze kunst ons iets hooghartigs. Wij, in het Westen, geloven dat onze manier van denken en handelen het absolute het dichtst benadert. Wij geloven in feiten. Het is geen toeval dat de eerste kranten in Europa van de pers rolden. Die eerste kranten brachten feiten. Weliswaar een maand nadat ze plaats gevonden hadden, maar wel feiten waar je op kon vertrouwen. Kranten handelden in waarheid en verschenen in een wereld waar heftig om waarheid gestreden werd.
Bloed
Denk even aan Galilei. Hij stelde dat de aarde draaide om de zon en hij had gelijk. Maar die waarheid konden de theologen van zijn tijd niet accepteren. Volgens hen draaide de zon om de aarde. Hun denken was niet gebaseerd op zintuigelijke waarneming, maar op filosofische redenaties. Zij beschouwden hun eigen denken superieur aan dat van Galilei. De geschiedenis van het Westen is doordrenkt met bloed en dat komt door dat superioriteitsdenken. Duitsers keken neer op joden. Russen kijken neer op het decadente Westen. Israëli’s kijken neer op Palestijnen. Nederlanders keken neer op Indonesiërs. Wie gelooft in het absolute zet zichzelf op een hoger plan.
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de dingen aan het verschuiven. Wordt de claim op bezit van absolute waarheid onderuit gehaald. Lijkt het of absolute waarheid vervangen wordt door relatieve waarheden. Is er niet langer meer één geschiedenis. Een geschiedeis van oude, blanke mannen. Zijn er verschillende geschiedenissen. Een geschiedenis van slaven. Van vrouwen. Van arbeiders. Al die geschiedenissen hadden hun eigen verhaal. Hun eigen waarden.
Ongetwijfeld heeft dat te maken met de komst van het Internet. Dank zij Internet is de toegang tot de publieke ruimte gedemocratiseerd. Iedereen kan zich laten horen. Daardoor verspreidt Internet feiten die vroeger de openbaarheid niet haalden. Daarmee heeft Internet een belangrijke functie van de krant overgenomen. Voor feiten moest je vroeger bij de krant zijn. de krant hield je op de hoogte van de wereld. Dat klinkt objectiever dan het was. de krant hield je op de hoogte van de wereld van de krant. Jouw krant, de wereld van de krant. Het was waar, want het stond in de krant.
Wie zou dat tegenwoordig nog durven zeggen? Drie weken geleden werd de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov uitgelachen op de G 20 top in India toen hij zei dat de oorlog in de Oekraïne door het Westen met hulp van het Oekraïense volk tegen Rusland was gelanceerd. Toen hij het gelach hoorde, hield hij even in, om vervolgens unverfroren zijn zin af te maken. hij had zijn eigen waarheid en gebruikte die om te rechtvaardigen dat hij het Westen, dat immers de oorlog tegen zijn land begonnen was, nooit meer zou vertrouwen. We kijken er niet meer van op. Er is niet langer meer één waarheid. Ieder heeft zijn eigen waarheid. Vrouwen, slaven, slachtoffers van seksuele intimidatie, redacteuren op een redactie waar een angstcultuur bestaat.
Een woedeuitbarsting
Toen ik, in 1985, hoofdredacteur werd van het Dagblad Trouw, maakte de krant samen met De Volkskrant en Het Parool deel uit van de Perscombinatie. Aan het hoofd van dat bedrijf, tegenwoordig zou je zeggen: de CEO van dat bedrijf stond Max de Jong.
Een briljante, doortastende econoom die bekend stond om zijn woede uitbarstingen. Ik mocht hem graag, al had hij iets ongrijpbaars. Zoals vaker het geval is, bepaalde de persoonlijkheid van de hoogste man de sfeer in het bedrijf. Op een dag waren de leidinggevenden van Perscombinatie, hoofdredacteuren en directeuren bij elkaar voor een vergadering in de vergaderzaal van de directie, toen in de kamer daarnaast, de kamer van CEO De Jong goed hoorbaar ondanks dubbele deuren een geweldige ruzie uitbrak tussen onze directievoorzitter en de directeur van het advertentiebedrijf, een rustige, zijn eigen gang gaande Belg. Het was een vreemde sfeer. Daar stonden we, stuk voor stuk toch niet de eerste de beste. Als schooljongens die een klasgenoot hoorden uitfoeteren door de bovenmeester. Even later trad eerst de Belgische collega, wat bleek om de neus, de vergaderzaal binnen. Daarna Max bij wie de stoom nog uit zijn oren kwam. Niemand zei iets. Niemand vroeg of het wel zo wijs was om iemand in het openbaar te vernederen door hem zo hard uit te foeteren. Dat zo een angstcultuur geschapen werd. Dat mensen beschadigd konden worden door zo’n schrobbering in het openbaar. Niemand zei iets. We hielden ons zelf voor dat dit facts of life waren. Dat dit de sfeer was van het bedrijf. En dat je daar maar tegen moest kunnen. Dat er een andere kant was aan de woede-uitbarstingen van de hoogste baas. Dat hij er ook in geslaagd was het logge bedrijf weer in beweging te krijgen en van nieuw elan te voorzien. En hoe ik, of mijn Belgische collega zich daarbij voelde, moesten we zelf weten. De gedachte dat Max na , zeg tien jaar, rekenschap zou moeten afleggen van de toenmalige sfeer in het bedrijf, kwam niet in mijn hoofd op. En vind ik nog altijd moeilijk.
Gevoel was in die tijd nog een privé aangelegenheid waarover je niet sprak. Zou je naar de president-commissaris gegaan zijn om je beklag te doen over de openbare woede-uitbarsting van de directeur, ik denk dat hij niet begrepen had waar je het over had. Als je het vervelend vond, moest je dat maar tegen de man in kwestie zelf zeggen. Gevoelens hoorden tot de privé sfeer.
Ik moet even denken aan de kranten van vroeger. Kranten als De Telegraaf, de Volkskrant, de NRC of mijn eigen Trouw. Iedere krant stond voor een eigen belevingswereld. Iedere krant schreef over de wereld vanuit een bepaalde optiek. Vroeger waren dat de werelden van de verschillende zuilen. De grenzen van die werelden werden bepaald door de geestelijke en politieke leiders van die zuilen. Tegenwoordig zijn de zuilen er niet meer en scheppen kranten hun eigen belevingswerelden.
Een bisschop onder de Rotterdamse tram
Een kras voorbeeld voor dat alleen schrijven voor de eigen zuil, heb ik altijd de wijze gevonden waarop mijn krant Trouw in de jaren vijftig van de vorige eeuw aan zijn lezers meldde dat er, voor het eerst in geschiedenis in Rotterdam een nieuwe bisschop benoemd was. Recht voor zijn raap melden dat de Paus een nieuw bisdom Rotterdam had ingesteld en dat Martinus Jansen als eerste bisschop van de havenstad was benoemd, kon niet. De protestantse lezers stelden rooms nieuws niet op prijs. Pas toen de pas benoemde Monseigneur door de Rotterdamse tram was aangereden, kon de krant verder. “Man aangereden door tram in Rotterdam”, kopte Trouw. Om er aan toe te voegen dat het ging om de zo juist benoemde bisschop van de havenstad Martinus Jansen.
Nieuwgierig geworden naar deze bisschop, tikte ik zijn naam in op google en kwam terecht op zijn wikipedia pagina. Ik vond daar zijn levensloop. Inclusief de informatie dat hij een wegens ontucht veroordeelde geestelijke in 1965 opnieuw tot priester benoemd had. En ook dat hij in 1965 op de hoogte was van het seksueel misbruik van een priester, maar dat hij deze toch benoemd had op een jongensinternaat in Oudenbosch waar deze zich opnieuw aan drie jongens vergreep.
Ik keek het verder na en ontdekte dat ook van andere Nederlandse bisschoppen op hun Wikipedia pagina vermeld wordt, hoe zij zich in zake de misbruikzaken hebben gedragen. Het antwoord op die vraag kennen we : te mild en toegeeflijk. De bisschoppen worden op Wikipedia beschreven vanuit het perspectief van de misbruikslachtoffers.
De biografie bestaat niet meer
Is dat een goed perspectief? Kun je zeggen dat een bisschoppelijke biografie tekort schiet als de verantwoordelijkheid voor het misbruik van priesters onvermeld blijft? Ben je te vergoelijkend bezig als je je afvraagt of het juist is deze kras in het beroepsmatige leven een zo prominente plek in een biografie te geven. Ja, dat is niet alleen juist, dat moet zelfs, zal er vanuit de slachtoffers gezegd worden. en ik begrijp dat. Maar is het in vergelijking met wat er normaal gesproken over hooggeplaatsten in Wikipedia wordt weergegeven, ook recht en billijk? Zouden dan niet ook alle missers van politici, bestuurders, hoogleraren en noem maar op opgesomd moeten worden? Maar je zo’n vraag naar recht en billijkheid eigenlijk wel stellen? Of bewijst het stellen van die vraag allen al dat je het leed van de slachtoffers niet serieus genoeg neemt? Wordt van wielrenners naast de gewonnen wedstrijden niet altijd ook het dopinggebruik genoemd? En vinden we dat niet logisch? Gingen de wielrenners niet op een voor hun sportbeoefening essentieel punt over de schreef. Geldt van bisschoppen dan ook niet dat ze op een essentieel punt van hun ambtsuitoefening over de schreef gingen? Zou een Wikipedia beschrijving zonder te vermelden of en hoe de beschreven bisschoppen tegen misbruik optraden, of juist niet optraden, een klap in het gezicht van de misbruikslachtoffers zijn, terwijl ze al zo veel te verduren gehad hebben? Mag je daarom niet discussiëren over de vraag of die vermelding terecht is?
Anders gezegd: een biografie is in deze tijd niet zo maar meer een biografie. Dé biografie bestaat niet meer. Om de goede interpretatie moet gestreden worden en de winnaar van die strijd bepaalt de wijze waarop een gebeurtenis, een persoon, een historische ontwikkeling voortleeft. Dat wil niet zeggen dat waarheid relatief is. In het debat over de geschiedenis botst de ene absolute geschiedsopvatting op de andere.
Een tijd vol problemen
We staan in deze tijd voor problemen die het voortbestaan van de aarde en de mensheid raken. Zoals de opwarming van de aarde. De stikstofuitstoot. De beschikbaarheid van water. De verhoging van de zeespiegel. Tegenover die problemen, hoorde ik de Amerikaanse historicus Timothy Snyder in een TED lezing zeggen, zijn er twee mogelijkheden. Of je accepteert dat die problemen werkelijke, serieus te nemen problemen zijn en dat je je tegenover die problemen moet verhouden. Hoe je dat doet, moet je zelf weten. Je bent er vrij in. Maar de consequentie van die vrijheid is wel dat de toekomst onzeker is. Een toekomst waarin je het op democratische wijze met elkaar moet uitzoeken. Die vrijheid is de vrijheid van de democratie, waar iedere stem telt en wij niemand hebben dan elkaar om onze problemen op te lossen. Die positie is niet zonder risico. Er is een kans dat het beter wordt met de problemen. Maar een garantie dat de maatregelen die we nemen ook helpen de problemen op te lossen, is er niet. Er is en even grote kans dat het slechter wordt.
Niet zonder risico’s
Het is een keus voor onzekerheid. Dat hoort bij democratie. Een democratie is gericht op een toekomst die niet voorspeld kan worden. Als een democratie naar het verleden kijkt, doet zij dat om patronen te ontwaren die kunnen helpen het heden beter te begrijpen. Niet om het verleden te kopiëren. Oekraïne heeft die keus gemaakt. Een keus voor vrijheid. Voor toekomst. Voor democratie. Maar je weet niet hoe het afloopt. De keus is niet zonder risico’s.
Je kunt ook anders kiezen. Je kunt ook kieze voor herstel van het verleden. Een verleden waarin Amerika groot was. Of waarin Rusland een wereldmacht was. Of het Chinese volk een eenheid. Of Duitsland een groot rijk. Je doet dan alsof de oplossing voor de grote problemen in het heden gevonden wordt in een teruggang naar het verleden.
Daar hoort een leider bij
Bij zo’n keus voor het verleden hoort altijd een leider die zichzelf als gids op weg naar dat verleden poneert. Of hij nu Trump heet, Xi, Modi of Poetin. De gids kijkt niet naar het verleden om het heden beter te begrijpen, maar om het verleden tot norm te maken. Poetin valt Oekraïne binnen om het verleden te herstellen. Welk verleden? Het tijdperk van een sterk Rusland in de 19e eeuw. Hij kiest niet voor de onzekerheid van de toekomst, maar voor de zekerheid van het verleden. Om het verleden tot norm te maken
Wie niet mee gaat in dat geloof in het verleden, wie zich niet veel gelijkschakelen aan de Chinese cultuur, maar wil blijven leven als Oeigoer, moslim of christen, wordt opgeruimd, belandt in de gevangenis, sterft op jonge leeftijd in een van de gevangenissen van Poetin of Xi..
Al het onderzoek weggegooid
De grote oliemaatschappijen gooiden in de jaren tachtig van de vorige eeuw al hun onderzoek naar opwarming van de aarde overboord omdat hun aandeelhouders meer zouden verdienen bij een zo lang mogelijke status quo van fossiele brandstof. Daarmee blokkeerden zij tientallen jaren het debat over klimaat en opwarming van de aarde dat de democratie al lang had moeten voeren, zaaiden twijfel aan het vermogen van de democratie om zoekend, elkaar bevragend, het klimaatprobleem op te lossen, en kozen er onveranderlijk voor hun lobbygeld te besteden aan wie de klimaatproblemen ontkenden en met het gezicht naar het verleden stonden.
De discussie over stikstofuitstoot in ons land is jaren lang tegengewerkt door banken en multinationals in veevoer en zuivel. Allen stonden ze met de rug naar de toekomst en streefden naar verlenging van het verleden.
De in de laatste verkiezingen zo succesvolle BBB, los van haar vermogen een gevoel van wantrouwen van en teleurstelling over de overheid om te zetten in een stem op de Beweging van Coroline van der Plas, heeft nooit een helder antwoord gegeven op de vraag of de stikstofcrisis kan uitlopen op zo een dramatische terugval van de leefbaarheid van de aarde dat die leefbaarheid bedreigd wordt.
Het één of het ander
Het is het één of het ander. Of een onzekere toekomst en een democratie. Of het gezicht naar het verleden en een keus voor het populisme onder leiding van een leider die voelt wat zijn kiezers denken en hen voorgaat op dat pad. De Israëlische premier Netanyahu is het laatste voorbeeld in de rij. Het feit dat overal in de wereld zulke niet-democratische mannen, of ze nu Balsonaro, Trump of Netanyahu heten de macht naar zich toe willen trekken en daarvoor miljoenen aanhangers op de been krijgen, weerspiegelt de situatie waarin wij leven. De grote problemen gaan over overleven. We moeten een keus maken. de problemen onder ogen zien en kiezen voor een onzekere toekomst. Of de problemen ontkennen en blijven steken in het verleden. Voor die situatie is de oorlog in Oekraïne een metafoor. Oekraïne strijdt voor democratie. Zonder te weten of het goed zal aflopen. Rusland strijdt voor het herstel van het verleden en staat met de rug naar de toekomst.
Een nieuwe ontdekking
Vijf eeuwen geleden stond de wereld voor een nieuwe ontdekking. Een ontdekking die verstrekkende gevolgen zou hebben en ruwweg een derde van de Europese bevolking het leven zou kosten.
Ik heb het niet over de pest of een andere ziekte. Ik heb het over het boek. Uitgevonden aan het eind van de vijftiende eeuw. Verspreid en volwassen geworden in de zestiende en de zeventiende eeuw. Eeuwen van godsdienstoorlogen. De Franse Hugenoten oorlogen in de tweede helft van de zestiende eeuw die het Franse platteland zo grondig verwoestten dat het generaties lang geduurd heeft om de schade te herstellen. De Duitse dertigjarige oorlog in de zeventiende eeuw die maakte dat Duitsland eeuwenlang geen rol van betekenis in Europa heeft kunnen spelen. Uitgeput en vernietigd als het was door de oorlog. Heftige en langdurige binnenlandse oorlogen in Engeland. Met als tragisch hoogtepunt de openbare onthoofding van koning Charles I op zaterdag 27 januari 1649.
Er is een verband tussen al dat bloedvergieten en de opkomst van het boek. Het boek stelde mensen in staat om voor zichzelf een standpunt te bepalen over al die onderwerpen waar in een eerder tijdvak, zonder boek, koningen, priesters, pausen en theologen het voor het zeggen hadden. Nu bepaalden de lezers zelf wat ze dachten, hoe ze dachten. In de omgang met het boek zien we dezelfde tweedeling als nu in de omgang met het Internet. De ene partij koos voor het verleden. Voor de macht van de kerk. Voor de ondergeschiktheid van het individu. Voor de reactie. Voor de katholieke Habsburgers en hun orde. Voor het katholicisme van de contrareformatie. De andere partij gebruikte het nieuwe medium voor de ontwikkeling van nieuwe ideeën en discussieerde daar over. Zij koos voor het individu. Voor het protestantisme. Later voor de Verlichting. De ene partij botste met de andere en dat mondde uit in bloedige burgeroorlogen.
Moge u in interessante tijden leven
Ik heb eens iemand horen zeggen dat heftige veranderingen in de geschiedenis van de mensheid altijd met oorlog gepaard gaan. Vandaar dat Chinezen hun vijanden toewensen dat ze in interessante tijden mogen leven. Toen ik dat las, dacht ik aan onze tijd zo boordevol spanningen. Het verontrustte me. Waarom zou onze tijd anders zijn dan de tijd van het begin van het boek? Waarom zou in onze tijd de democratie niet botsen met de op het verleden gerichte macht van het populisme?
De grote problemen van klimaat, zeespiegel en overbevolking zijn alleen op te lossen zijn door een democratie die risico’s durft te nemen bij het zoeken naar oplossingen. Waarheid staat niet vast. Zoals waarheid vroeger vaststond. Waarheid moet gevonden worden. Media, kranten, internet, moeten kiezen welke kant ze steunen. Wij, ieder van ons persoonlijk, moeten kiezen hoe we in het leven willen staan. Kiezen we voor de onzekerheid van de toekomst of voor de schijnzekerheid van het verleden. Voor de democratie of voor de sterke man. Voor de openheid van de openbare discussie of voor de geslotenheid van de complotdenkers?
Bijzondere gebeurtenissen
Intussen is er wel iets bijzonders gebeurd. In Oekraïne houdt de democratie stand. Oekraïners zijn bereid voor hun land te sterven. Poetins verwachting dat hij binnen een week met zijn tanks in Kiev zou staan, kwam niet uit. In plaats daar van zagen we een heroriëntatie op democratische waarden. Ineens was de EU een democratische waardengemeenschap en kwam de Hongaarse populist Orban meer en meer geïsoleerd te staan.
Het is een tijd van beproeving. Een tijd waarin media moeten laten zien waar ze staan. Een tijd waarin media die weigeren vooruit te kijken door de mand vallen. Aan de andere kant een tijd waarin complottheorieën hun duizenden verslaan.
Topoligarch Poetin laat zien waar zijn door monopolies gedomineerd systeem van besluitvorming uiteindelijk op uitloopt. Op blindheid voor wat er werkelijk toe doet in onze wereld. Op een extreem machtsdenken.
De democratie heeft daar niet meer tegenover te stellen dan respect, eerlijkheid en de wil er uit te komen door naar elkaar luisteren. Door te geloven dat de waarheid zich laat vinden.
Het wonder van de democratie is, dat het een kansloze onderneming lijkt. En dat zij toch keer op keer zegeviert. Waarom? Omdat mensen bereid zijn hun leven er voor te geven.
Recente reacties