In 2015 waren er in onze regio Gooi en Vechtstreek zeshonderdzesenveertig gevallen van zo ernstig verward gedrag, dat de politie er aan te pas moest komen. Vijftien daarvan in Blaricum. In datzelfde jaar waren er in ons dorp zesentwintig meldingen van huiselijk geweld. In 2016 zal het daar ook op uitkomen. Gemiddeld één keer in de twee weken uit de hand gelopen drama met politie om te sussen.
De nieuwe wet WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) heeft de aanpak van deze en andere psychische en maatschappelijk problemen bij de gemeentes gelegd. Dat is nogal wat. Gemeentes als Laren of Blaricum zijn gewoon te klein voor die taak. Terecht dan ook dat dit facet van de WMO regionaal is aangepakt. Met als resultaat Echte betrokkenheid, wederzijdse afhankelijkheid, een regionaal beleidsplan Bescherming & Opvang dat, nog als concept, dertien december j.l. in de Raad werd besproken.

In het heldere en goed doordachte plan komt alles aan de orde wat er om ons heen misgaat. Het gaat over mensen die, ineens psychotisch, de boel afbreken. Over vrouwen en bejaarden die worden mishandeld en over kinderen voor wie het thuis niet meer veilig is. Over daklozen, verslaafden, verwardheid en (woon)overlast. Vaak acute problemen, die allemaal verschillend zijn, maar wel stante pede om een oplossing vragen en waarbij ervaring van het grootste belang is. Vandaar dat vanwege de schaalgrootte regionale samenwerking zo belangrijk is.

Ik vond die titel Echte betrokkenheid, wederzijdse afhankelijkheid wel interessant.  “Echte” betrokkenheid is er pas, stelt het plan, als mensen voelen dat ze mee kunnen beslissen over de aanpak van hun problemen. Daarbij moeten ze kunnen rekenen op een even “echte” betrokkenheid bij de gemeente.

Het plan ademt rust en tijd voor een goede aanpak. Onder leiding van een regisseur. Geen overbodige luxe, want er zijn nogal wat hulpverlenende instanties. Ik heb er elf geteld. Van politie en reclassering via Veilig Wonen naar aanbieders van geestelijke gezondheids- en verslavingszorg. Soms heb je te maken met strafrecht, dan weer met bestuursrecht (bijzondere opnames psychiatrie, tijdelijke huisverboden), dan weer met de woningwet en nog veel meer. Zo wat alles is geregeld in dit land. Helaas houdt de werkelijkheid zich zelden aan onze regelingen en indelingen. Vandaar die regisseur met, gelukkig maar, doorzettingsmacht.

Als er zo veel hulpinstanties zijn dat er een aparte regisseur nodig is voor de onderlinge afstemming, hoe reëel is het dan te veronderstellen dat de hulpvrager om wie het allemaal begonnen is, en die meestal toch al in een zwakke positie verkeert, “echt betrokken” mee kan beslissen over zijn eigen situatie?  In een acute crisis is die kans sowieso heel klein. Acute crisis vraagt beslissingen in het belang van slachtoffers en samenleving en die staan meestal haaks op wat de man of vrouw in crisis als zijn/haar belang ziet. Maar als de ergste crisis voorbij is? Dan wel? Wat stellen we ons voor van de beslissingskracht bij mishandelde kinderen, geestelijk uit de rails gelopen ouderen of verslaafden? Hoe “echt” betrokken kunnen die zijn? En wat bedoelt het rapport met “wederzijdse afhankelijkheid”? De woorden veronderstellen gelijkwaardigheid. Is die er in crisissituaties? Afhankelijkheid bij de hulpvragers? Ja, zeker. Maar bij de hulpverleners? Het verbaast me niet dat ik die “wederzijdse afhankelijkheid”, behalve in de titel, nergens in het beleidsplan tegen ben gekomen. Voor mij hoeft dat ook niet. Het gaat om hulpverlening aan mensen die hun autonomie (even of voorgoed) kwijt zijn. De gemeenschap, wij met elkaar, doen daar wat aan. Daar is goed en helder over nagedacht. Met als doel herstel van onafhankelijkheid of, als dat er niet meer in zit, opvang bij blijvende afhankelijkheid.
Wie hulp zoekt, wordt daar, als het kan, zo veel mogelijk zelf bij betrokken. Maar vaak kan het niet meer. Spreek dan niet van “echt ‘betrokken en spreek al helemaal niet van wederzijdse afhankelijkheid als daar geen sprake van is. Wees helder in je uitgangspunten en windt daar geen modisch correcte doekjes om. De zaken zijn daar te ernstig voor.