Eeuwig_leven

Het is druk. Veel mensen om ons heen. Maar het luistert nauw. Je moet ook alleen kunnen zijn. Rust. Om in alle rust het verdriet te laten boven komen. De kunst is het goede evenwicht. Niet te veel met anderen. Niet te veel op jezelf. Hetzelfde geldt trouwens voor de gesprekken. Het kan niet altijd gaan over verlies en verdriet. Ook daar is het zoeken naar evenwicht. Niet alléén over verdriet en moeite. Maar ook niet zó over de gewone dingen, dat het lijkt of het leven gewoon is. Ook dat evenwicht verschuift trouwens. Haast zonder dat je het merkt. Ik kan al veel meer ‘gewone’ gesprekken hebben dan een maand geleden. 

In die periode gingen twee van mijn bezoekers met elkaar in discussie. Ik zat er bij, luisterde naar hun gesprek en voelde me buitengesloten. Onzin natuurlijk. Niemand wilde mij buiten sluiten. Maar toch. Al luisterend naar het heen en weer van de discussie overviel me een groot gevoel van isolement. Een geweldige moeheid trok over me heen.    

Je kunt niet van te voren voorspellen wie van de bezoekers de kunst van een goed afgewogen rouwgesprek verstaan. Tegen sommige bezoeken zie je op en ze zijn een verademing. Van andere stel je je veel voor en ze vallen tegen.

‘Je moet je goed realiseren, dat je de eerste maanden niet helemaal toerekeningsvatbaar bent’, zei een vriendin. Ik keek daar nogal van op. Maar ik begin steeds beter te begrijpen wat ze bedoelt. Mijn wereld is verschoven. Voorgoed. Ik ben zelf verschoven, al weet ik nog niet in welke richting.  

Jullie behoren nu tot de aniwim, schreef iemand. Zo had ik het nog niet zo bekeken. In de bijbel zijn de Aniwim de door ongeluk getroffenen. Het ongeluk heeft ze zachtmoedig gemaakt. En nederig. Er zit iets van afhankelijkheid in het woord. Zij zullen het land bezitten, zegt Psalm 37 en Jezus zegt het de Psalm in zijn Zaligsprekingen na: Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.  

Ik weet niet of zachtmoedigheid en nederigheid er bij mij qua eigenschappen inzitten, maar ik begreep wel wat ze bedoelde. Het idee was altijd zelf de wereld aan te kunnen. Zelf verantwoordelijk te zijn. Van het eigen leven een kunstwerk te maken. Ik weet nog goed dat ik de gedachte van het leven als een kunstwerk voor het eerst tegen kwam. Het was in een boek over de Franse filosoof Foucault. Ik vond het een prachtig idee. Het leven als kunstwerk betekende kansen grijpen, niet verstoffen. Wat ik wel wist, maar me niet realiseerde, was dat Foucault overleden is aan Aids. Toch sprak hij zo over het leven. Als een kunstwerk ondanks gemis en verdriet. Nu besef ik pas hoe bijzonder dat is.  

Zo ver als Foucault ben ik nog lang niet. Ik sta nog maar aan het begin. Ik kan nog niet eens het verlies accepteren. Beeld me keer op keer in dat het niet waar is. Dat alles berust op een vergissing en dat alles straks weer gewoon doorgaat. De gedachte aan zeven januari 2013, wanneer het precies een jaar geleden zal zijn, dat ze stierf, brengt de tranen in mijn ogen. Zo zal dan een jaar dood zijn. Ik wil er niet aan denken. Wil haar bij me houden als een levende.  

En dan gaat het nog niet eens over het verlies zelf. Wat zal ik straks het meeste missen? Haar liefde, haar grapjes, haar observaties? Waarom kan ik het niet opbrengen haar huis binnen te gaan? De voorwerpen te zien waarmee ze leefde, haar liefde te zien in de fotolijstjes, haar verzameling boeken, haar heerlijke huis? Tranen, tranen, als ik er aan denk. Ik stel het uit. Ik ben er nog lang niet aan toe.   

Ook voor later orde is de vraag wat ze voor me betekende. Welke rol ze in mijn leven speelde. Wat betekent haar dood, het feit dat ze er niet meer is, voor de betekenis van mijn eigen leven? Het is alsof alles met een enorme golf van zinloosheid is overspoeld. Hoe kan ik mezelf formuleren zonder haar? Hoe kan ik haar voortaan uitsluitend zien in historisch perspectief? Als iets van vroeger? Van voorbij?  

Ik heb niet veel met eeuwig leven. Of met de hemel. Ik wil best alle mogelijkheden openhouden, maar het geeft me geen troost. Zoals het vroeger was, komt na de dood nooit meer terug. Daar kan geen eeuwigheidscompensatie tegenop. 

Er wordt wel gezegd dat geloof in eeuwig leven essentieel is voor het christelijk geloof. Vroeger gold dat zeker. En voor een groot aantal mensen nu nog. Voor mij niet. Ik zie het eeuwig leven als een idee dat mensen hielp hun leven als betekenisvol te verstaan. Als verzet tegen vergeefsheid. Eeuwig leven gaf ieder mensenkind een unieke betekenis. Gaf zin aan het aardse leven. 

In dat laatste perspectief heb ik mijn eigen geloof altijd gezien. Menselijk bestaan is niet zinloos. Ik zeg dat vanuit mijn geloof. En laat anderen hun eigen overtuiging. Zo wil ik ook kijken naar het leven van mijn dochter. Nu ze zelf niet meer kan opkomen voor de betekenis van haar bestaan, moet ik, moeten anderen dat voor haar doen. Als een laatste dienst. Door de dood is de betekenis van haar leven geworden tot een betekenis voor anderen. Zo lang wij, de overlevenden, haar opnemen in ons bestaan, haar een plaats geven in ons leven en haar zo verder met ons meedragen, zo lang leeft zij voort. Leeft haar liefde voort. Haar zorg. Haar aandacht. Zo kan ze onderdeel worden van het kunstwerk van ons leven.   

Die kant moet het uit. Of het ervan komt, ik weet het niet. De weg is nog lang. Haar liefde voel ik nog uitsluitend als gemis. Terwijl het vroeger een bron was van kracht.