Bonaire heeft iets van vroeger. Wildvreemden groeten elkaar op straat, bekenden toeteren even. Aan de boulevard, pal aan zee, vind je nog simpele huizen. Toegegeven, ze worden meer en meer vervangen door appartementen zoals die overal ter wereld staan. Maar ze zijn er nog, al sluipt het geld ook op Bonaire naar hen toe, als een hongerige kat naar zijn prooi. Zij het op zijn bonairiaans.
Twee maanden geleden zou ik nog niet geweten hebben wat ‘op zijn bonairiaans’ is. Nu peil ik het nog niet tot op de bodem, maar iets weet ik toch al wel. Bonairiaans is rustig, aandachtig, niet altijd navolgbaar. Bonairiaans is niet meteen tegenspreken, maar zwijgen is nog geen instemming. Niet alles wordt altijd uitgelegd. Vaak is iets er opeens. Voor de buitenstaander valt het uit de lucht. De Bonairiaan zag het al aankomen.
Men kent elkaar. En niet alleen elkaar, maar ook elkaars vaders, grootvaders, moeders en grootmoeders. Tot vele generaties terug. Geen Bonairiaan leeft in de anonimiteit. Alles is bekend. Inclusief familiegeschiedenissen die elders op de wereld goed bewaarde geheimen zijn.
Wat doet dat met mensen? Ik zou zeggen: ze raken zeer op elkaar betrokken. Positief en negatief. Allianties en vriendschappen gaan moeiteloos over van de ene naar de andere generatie. Maar partijschap, afkeer en haatdragendheid ook. Wat zestig jaar geleden een tegenstelling was, is dat nog steeds. En omgekeerd: wie toen bondgenoten waren zijn dat nog. En uiteindelijk is iedereen wel ergens familie van elkaar.
Het is een kleine gemeenschap. Alles bij elkaar 15.414 inwoners. Even ter vergelijking: het eiland Texel heeft 13.678 inwoners. Dat scheelt maar weinig. Bonaire is wel langer dan Texel. Veertig kilometer lang, op Texel zijn dat er maar twintig. Beide eilanden zijn even breed. Gemiddeld zo’n acht kilometer.
Stel eens dat niet Bonaire, maar Texel als ‘bijzondere gemeente’ ingepast had moeten worden in het Koninkrijk der Nederlanden. Stel eens dat daarvoor een zelfde aantal ambtenaren als hier, ruim zeshonderd, het Marsdiep bij Den Helder waren over gestoken. Eén ambtenaar op iedere vijfentwintig inwoners. Stel eens dat al die ambtenaren afkomstig waren uit Limburg en weinig wisten van de Texelse eilandmentaliteit. Stel dat naast die zeshonderd ook nog eens alle ministeries hun ambtenaren naar Texel gestuurd hadden. Alles met de beste bedoelingen. Texel moest een volwaardig onderdeel van het Koninkrijk worden. Zij het dat daar steeds bij gezegd werd dat de omstandigheden op Texel lang niet altijd gelijk waren aan die van de rest van Nederland. Stel dat in de praktijk, betrekkelijk willekeurig, de ene keer wel met die ‘andere omstandigheden’ werd rekening gehouden en de andere keer niet. Bij het onderwijs, om een voorbeeld te noemen, niet. Terwijl toch de verschillen in leerniveau en beheersing van de Nederlandse taal groot zijn. “Geeft niks”, zei Den Haag, “komt vanzelf goed. We leggen de lat op Nederlands niveau.” Maar bij de AOW is het net andersom. Niks van: “We leggen de lat op Nederlands niveau.” Met een vergelijkbaar prijsniveau krijgen Bonairianen een stuk minder AOW. Wegens “andere omstandigheden”. De rechtszaken daarover, met een beroep op artikel 1 van de Grondwet (Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld) lopen nog. Persoonlijk geef ik de Staat weinig kans.
Nog even terug naar de vergelijking met Texel. Hoe zouden de Texelaars op al die regelingen, de ene keer wel als in Nederland, de andere keer niet, reageren? Wat zou hun reactie zijn op al die ambtenaren en hun diverse insteek? Goede kans dat ze zich zouden afvragen waarom alles niet wat eenvoudiger ging. Waarom het bij hen niet net zo kon gaan als in pakweg Den Helder aan de overzijde van het water, waar vier keer zo veel mensen wonen als op Texel en op Bonaire. Bonairianen verschillen op dat punt niet van de Texelaars en vragen zich dat in toenemende mate ook af. Te meer omdat de kosten van levensonderhoud tegelijk met de nieuwe bemoeienis uit Nederland, zij het niet als gevolg daarvan, spectaculair gestegen zijn.
Bonaire is een postkoloniaal Madurodam. Op piepkleine schaal kun je er zien hoe Nederland ooit is omgegaan met kolonisatie en dekolonisatie in Indië en Suriname. Om dat in een paar woorden samen te vatten: vol goede bedoelingen, soms royaal, soms uitgesproken krenterig (zonder dat daar veel lijn in valt te ontdekken), zonder veel kennis van de cultuur ter plekke, gehecht aan Nederlandse regelgeving, sterk vanuit: “Zo doen wij dat nu eenmaal”, intussen de hand stevig op de knip en snel geraakt als de goede intentie in twijfel getrokken wordt. Enerzijds willen loslaten, anderzijds via lusachtige constructies de banden toch weer niet willen verbreken.
De eerste zondag dat ik op het eiland was, trof ik het. Mijn voorgangster, Wilma de Groot, nam afscheid met een speciale kerkdienst onder de pergola bij de familie Kielema. Voor een geïmproviseerde liturgische tafel stonden rijen met stoelen. Daar zaten de Bonairianen. De Nederlanders zaten om hen heen. Beetje op afstand. In zelf meegebrachte stoelen. Allemaal verschillend. De een zat hoog, de ander laag. Wel er bij. Toch zichzelf. Beter beeld van de kerk kun je niet hebben. De kern zijn de Bonairianen. Maar zonder de Nederlanders zou het een heel klein groepje zijn. Mét de Nederlanders is de groep groter, en diverser.
Er zijn twee soorten Nederlanders. De ene groep is hier om te werken. De andere is met pensioen. Sommige pensionado’s zijn hier permanent, de meesten een paar maanden per jaar. Maar of je nu werkt of gepensioneerd bent, iedereen heeft ooit voor die typische emigrantenbeslissing gestaan: blijven of weggaan, ook al is het tijdelijk. Blijven is veilig. Gaan heeft risico. Zou het lukken? Kun je, als je hier een jaartje zit, jezelf recht in de ogen kijken en vaststellen dat het een goed besluit is geweest? Dat je hier beter af bent dan wanneer je in Nederland gebleven was. Iedere emigrant neemt dat risico door de vanzelfsprekendheid te verlaten. Daar hoort een bepaalde mentaliteit bij. Dat merk je. De Bonairianen hoeven zich die vraag niet te stellen. Zij zijn hier thuis.
De Protestantse Kerk van Bonaire is net zo divers als het eiland. Daarmee is de kerk een uitzondering. De grootste kerk, de Rooms-Katholieke, is de grote volkskerk van de Bonairianen. Ze omvat bijna 80 % van de bevolking De talrijke, kleinere Pinkster- en Evangelicale kerken zijn hechte gemeenschappen rond één of meerdere charismatische leiders. Als ze al gemengd van samenstelling (Bonairianen en anderen) zijn, dan mondjesmaat. Alleen De Protestantse kerk is anders. Aan de ene kant van oudsher de Kerk van de Nederlanders. Aan de andere kant evenzo de kerk van een aantal Bonairiaanse families, die in de jaren dertig van de vorige eeuw de rooms-katholieke kerk de rug toe keerden en zich aansloten bij de Protestanten.
De Nederlandse lidmaten (om dat oude, door en door hervormde woord maar eens te gebruiken) zijn zeer divers van geestelijke samenstelling. Sommige hebben een zware, reformatorische achtergrond. Anderen komen uit evangelicale kringen. Weer anderen zijn gereformeerd of ‘gewoon’ hervormd.
Van een behoefte aan onderlinge geloofsgesprekken (wat geloof jij?; wat geloof ik?) heb ik weinig gemerkt. Het belangrijkste is de zondagse eredienst. Er even uit. Even tijd om met andere zaken bezig te zijn. Liefst in een aantrekkelijke dienst. Waarin vaart zit. Waarin veel en goed wordt gezongen. Naast het Woord van God is het de muziek die verbindt. Muziek is belangrijk. Net als het sociale contact na de dienst. In een goede, opgewekte sfeer. Gastvrij, open. Maar vooral zonder te claimen. Nogal wat Nederlanders hebben het land juist verlaten om te ontvluchten aan die claims. Van familie, vrienden, werk. Maar zeker ook van de Kerk. Hier willen ze dat niet meer. Daarom laten ze zich wel zien, maar houden, op een enkele uitzondering na, afstand. Zoals in die kerkdienst die ik hierboven beschreef: in de buitenring, op eigen stoel, niet onder de pergola vlakbij de preekstoel.
Voor een predikant is dat een mooie uitgangspositie. Hij heeft veel vrijheid. Hij kan er op zijn eigen wijze wat van maken. Er is al veel werk verricht. De kerk heeft een moeilijke periode achter de rug. Dominee Wilma de Groot heeft de zaak goed opgeschud door heel veel mensen thuis te bezoeken. Zodat er weer een band met de kerk ontstond. Het is nu zaak die band te onderhouden en verder uit te bouwen. Te laten zien dat dat kan. Dat Bonairianen, Surinamers en Nederlanders samen een kerkgemeenschap kunnen vormen. Ondanks onderlinge verschillen in cultuur, maatschappelijke positie en geloofsbeleving. Mijn grootste zorg daarbij is dat het op het ogenblik heel erg neer komt op een paar mensen. Anderzijds: is het ooit anders geweest?
In beide kerken, in Rincon en in Playa, voel ik: hier is heel veel geïnvesteerd in gemeenschap. Hier horen mensen bij elkaar die zo verschillend zijn dat alleen al de gemeenschappelijkheid een teken is van Gods Geest. Daarom vind ik die wind zo mooi, die altijd door de kerk waait. Symbool van de Wind van de Geest.
Ik ben blij dat ik hier twee maanden mocht zijn. De rust van het eiland geeft openheid voor de geest. De zee, steeds hetzelfde en tegelijk steeds anders, nodigt uit tot bespiegeling. Tot nadenken over het leven. Hoe verder? Het antwoord wordt niet kant en klaar aangeleverd, blijft soms uit of doet zich vermoeden als een glimp. Op het eiland voelt dat niet als erg. Iedere dag zon, iedere dag wind. Brengt de wind het antwoord vandaag niet, dan wel morgen of overmorgen. Er is iets tijdloos aan het eiland. Een openheid voor wat komt aanwaaien. Een besef van nietigheid ook. De wind zal blijven waaien ook als onze geest al lang is verwaaid in de tijd. Dat geeft ruimte. Ruimte om te wachten op Gods Geest. Het begin van alle wijsheid.
Beste Jan,Bedankt voor deze mooie column. Er spreekt in mij beleving respect en eerbied uit voor de Bonairiaan. En ook gevoel voor hun introversie en in zeker zin soms ook gelatenheid… . Ik hoop dat je op Bonaire ook voor jezelf de ruimte hebt kunnen vinden om je te verstaan met de pijn die jou persoonlijk van binnen bezighoudt en die je blijft voelen. Het is goed om lezen dat je er toch een goede tijd hebt gehad en ik wens je een goede thuisreis en sterkte bij het weer oppakken van het leven hier…Ik begin me hier zo langzamerhand soms al weer een beetje voor te bereiden op de terugkeer naar Bonaire. Met behoud dezelfde eerbied als die jij hebt voor de Bonairianen zou ik het fijn vinden als er enigszins een soort van kruisbestuiving zou kunnen onstaan tussen de Nederlandse (organisatie en de dingen goed regelenen) en de Caribische relaxte mentaliteit. In welke mate dat te idealistisch is zal dan wel blijken… En inderdaad – over wind gesproken – jou, de Bonairianen en mezelf wens ik van harte de ruimte om te wachten op de Geest.Een vriendelijke groet,Broer Roolvink
Wat een goed stukje !!! Heel raak getypeerd en goed beschreven,. Complimenten hiervoor !!
Wat een mooi geschreven stukje. Het voelt alsof ik er weer was. De vergelijking met de wind die door de kerk waait trof mij zeer. Lucht, ruimte, beweeglijkheid, wat hier in de kerk zo vaak gemist wordt.
Onze dochter die op Bonaire/Curaçao woont was met Kerst en afgelopen zondag (27/12/2015) naar de dienst met ds. Greven in het kerkje aan zee geweest. Ze hadden genoten. Wij kunnen ons dat goed voorstellen want wij komen reeds 15 jaar regelmatig op het eiland, omdat onze dochter en haar gezin daar wonen. En in oktober 2010 hebben we met ons gezin ons 50jarig huwelijksfeest in dat kerkje gevierd. Het koor heeft toen nog aan die dienst meegewerkt. Overigens valt het mij op dat de bovengenoemde column nog niets aan actualiteit heeft verloren. Zie ook het referendum van enkele weken geleden. Als ‘Trouw’ lezer is ds. Greven geen onbekende voor ons. Ook de boekbesprekingen heb ik altijd erg op prijs gesteld!