Het gaat goed met de wereld, vindt de godsdienstsocioloog Gerard Dekker. Natuurlijk, overal hoor je van crisis. Maar als je de cijfers op een rij zet, is er veel minder reden voor pessimisme dan je zou denken. Neem de extreme armoede. Wereldwijd is die tussen 1990 en 2010 met de helft verminderd. Of het oorlogsgeweld. Her en der zijn er plaatselijke conflicten. Maar hoe tragisch ook, qua slachtofferaantallen halen ze niet bij de slachtingen van de vroegere wereldoorlogen. Op de keper beschouwd leven we in een van de vredelievendste tijdperken ooit. Met bovendien een wereldwijd verminderde acceptatie van sociaal geaccepteerd geweld. Denk aan slavernij, martelen, geweld tegen vrouwen, kinderen en dieren. Denk ook aan de opkomst van de internationale rechtshandhaving. Notoire mensenrechtschenders komen veel minder makkelijk weg met hun misdaden dan pakweg dertig jaar terug. Kortom het gaat steeds beter met de wereld en hetzelfde geldt voor de verhoudingen tussen de mensen onderling en voor hun persoonlijk leven. Er is meer gelijkheid. En meer mondigheid. Of je nu levensstandaard, onderwijs, levensloop of gezondheid neemt, het gaat op alle fronten beter dan honderd tot honderdvijftig jaar geleden. Aldus Dekker. En inderdaad, er is veel voortuitgang, al zie ik die niet overal waar hij die wel ziet.
Zo denk ik bij grote slachtofferaantallen onvermijdelijk aan Rwanda waar in 1994 in honderd dagen tussen de 500.000 en één miljoen mensen werden vermoord. Zo’n hedendaagse verschrikking kan royaal tegen die van vroeger op. Ook weet ik niet of de maatschappelijke ontwikkelingen allemaal in de richting van meer gelijkheid lopen. In de Verenigde Staten, toch een maatschappelijke en culturele koploper, is het verschil tussen rijk en arm al sinds de jaren zeventig aan het oplopen. Inmiddels zijn we weer terug op het niveau van 1928. Een soortgelijke ontwikkeling zie je in het Verenigd Koninkrijk. Evenmin weet ik of het me (in verband met de toename van het aantal echtscheidingen) ‘niet veel moeite kost de gunstige kant van de ontwikkelingen rond het huwelijk te benadrukken’ . Natuurlijk, mensen hebben de lat wat betreft hun relatie steeds hoger gelegd en zijn mondiger geworden waardoor ze makkelijker kunnen stoppen met een uitzichtloos huwelijk. Toch zou ik er mijn hand niet voor in het vuur durven steken dat het merendeel van de echtscheidingen berust op mondige overwegingen van het moderne brein en niet op atavistische lust.
Maar, ook al is het niet overal vooruitgang wat de klok slaat, Dekker heeft gelijk: vooruitgang is er wel degelijk. Heeft al die vooruitgang ook te maken met de komst van Gods Koninkrijk? Het Koninkrijk, waarvan gelovige christenen zich zo vaak, met Gerard Reve, afgevraagd hebben of daar nog wat van komt. Is die laatste vraag terecht als je alle vooruitgang ziet? Of heeft die vooruitgang niets te maken met Gods Rijk? Dekker vindt van wel en beroept zich op oude papieren. Christendom en vooruitgang hebben altijd iets met elkaar gehad. Het christendom is ooit begonnen als een vernieuwende beweging, die in een mum van tijd de oude kaders van het klassieke heidendom sloopte. De christelijke boodschap dat voor God alle mensen gelijk zijn had een geweldige revolutionaire kracht. Het christendom was een motor van vernieuwing.
Helaas, die tijd ligt achter ons. Het revolutionaire elan is gedoofd. Het christendom is een conservatieve kracht geworden. Al lang geen motor meer. Eerder een rem. Je kunt geen moderne ontwikkeling noemen, of het christendom was tegen. Evolutie, (homo)seksualiteit, socialisme, vrouwenemancipatie, het christendom trapte op de rem. Het beschouwt moderne ontwikkelingen negen van de tien keer als voortbrengsels van de antichristelijk geest van de Verlichting. Een geest die zich van God en gebod niets aan zou trekken. In de relatie tussen christendom en vooruitgang zie je tegenwoordig steeds hetzelfde patroon. Zodra zich een vernieuwing aan dient, tekent het christendom verzet aan. Denk aan abortus en euthanasie, homohuwelijk, stamcelonderzoek of langer geleden eigen rechten voor de vrouw. Na die eerste afwijzing volgt een geleidelijke aanpassing en tenslotte de acceptatie. Dekker vindt al dat remmen en tegenstreven niet alleen gênant, hij vindt het ook in strijd met het christelijk geloof zelf. De mondigheid, het streven naar autonomie die de geest van de Verlichting kenmerkt, ziet hij niet als concurrent van het christendom. Integendeel. Het is er de vrucht van. Een offspring, een loot aan de christelijke stam.
Dekker schreef eerder over de Duitse theoloog Bonhoeffer. Bonhoeffer vond dat God de verantwoordelijkheid voor de wereld heeft overgedragen aan ons, aan de mensen. Als een lijdende God laat God zich uit de wereld wegdrukken. Wij moeten zelf aan het werk. We zijn autonoom geworden. Ook tegenover God. Dat gaat ver. God, zegt Bonhoeffer, ‘schikt zijn goddelijke wil naar jullie wil.’
Dekker ziet een stuwkracht van God die zich realiseert in wat mensen de afgelopen eeuwen aan vooruitgang tot stand gebracht hebben. Ook buiten het christendom om. Dat betekent overigens geen kritiekloze acceptatie van alles wat de vooruitgang oplevert. Dekker herhaalt dat een paar keer. Niet afwijzend betekent nog niet onkritisch.
Tegelijk met Dekkers boek las ik Het verdriet van Darwin van de Belgische psycholoog Jan de Laender dat al wat langer geleden, in 2004, uit kwam. Bij Darwin ging het precies als Dekker beschrijft. Opgegroeid in de Anglicaanse Kerk ontwikkelde hij zijn evolutietheorie buiten kerk en christendom om. Van beide nam hij afstand, hoewel hij zich altijd heel zorgvuldig over kerk en geloof uit liet. Andersom kan dat niet gezegd worden. De kerk was en is niet blij met zijn evolutietheorie en stak dat niet onder stoelen of banken. Niet dat de wetenschap zich daar veel van aan trok. De op Darwins denkbeelden gebaseerde moderne biologie is een van de belangrijkste krachten van vooruitgang.
Het contrast tussen ‘Darwin en Dekker’ trof me, omdat Darwin in de natuur weinig tekenen van mondige doelgerichtheid zag. Integendeel. ‘Voor mij bevat de wereld te veel pijn.’, schrijft hij in mei 1860 aan een Amerikaanse vriend. ‘Ik kan mezelf er niet van overtuigen dat een liefhebbende en almachtige God de Ichneumonidae (sluipwespen) geschapen zou hebben opdat ze het levende lichaam van rupsen van binnenuit zouden opvreten…’ De sluipwespen volgen hun natuur. Zonder dat God daaraan ter pas komt. Zo doen ze nu eenmaal. Geldt hetzelfde voor wat wij ‘vooruitgang’ noemen?
Hoe diep hij ook doordrong in de geheimen van de natuur, in zijn hart meende Darwin dat de diepste waarheid niet gevonden kon worden, dat er iets bestaat waarin we niet kunnen doordringen en dat het ondragelijk zou zijn als dat wel zou gebeuren, omdat die waarheid ons zou beroven van al onze illusies over onszelf, onze autonomie, onze vrijheid. De Ichneumonidae hebben geen doel. Net zo min als de dood die plotseling toeslaat en ons ontredderd achterlaat. Die waarheid is, als je er goed over na denkt, onverdraaglijk.
Vanuit Darwin keek ik naar Dekker en zijn optimisme, zijn (terechte) voldoening over wat er allemaal goed gaat op deze aarde. Houdt dat alles stand bij de confrontatie met de wereld van de pijn, de dood en de sluipwespen?
Achter die vraag van mij zit de vraag naar de kern van het christelijk geloof. Is het christelijk geloof een weg tot mondigheid? Of is geloof een manier om te verdragen dat diepste waarheid uiteindelijk niet gevonden wordt? Is Christus, die stierf met een onbeantwoord Waarom op de lippen, ons in dat laatste voorgegaan? Of was Christus de eerste mondige mens?
In het laatste geval, als christelijk geloof uiteindelijk mondigheid is, kun je stellen dat Koninkrijk Gods en vooruitgang in elkaars verlengde liggen, al vallen ze niet naadloos samen. In het tweede geval is het christendom een niche, een lichtplek in zinloosheid. Van dat plekje mag iedereen zeggen dat het berust op illusie. Dat de natuur geen lichtplekken van zin kent. Dat mag. Als ik maar mag zeggen dat ik het daar, in alle mondigheid, toch in wil uithouden.
Gerard Dekker, Dat Koninkrijk, verwachten we dat nog?
Over de ontwikkeling van de samenleving en de houding van het christendom daartegenover.
Meinema,€ 12,95
Jan de Laender, Het verdriet van Darwin.
Over de pijn en de troost van het rationalisme.
Acco, Leuven/ Den Haag, € 25,00
Recente reacties