(Lezing gehouden in Rhenen op 14 april 2014)

Image

Image

Ach, de leeuw, de machtige leeuw. Hij zoekt zijn prooi, valt aan, doodt. Gewoon, omdat het moet. Omdat het hoort bij de leeuw. Ongeveer zoals de tegenstanders van de jacht willen dat er gejaagd wordt, als er dan toch gejaagd moet worden. Als onontkoombare plicht. Hij zou niet anders kunnen, ook al zou hij anders willen. Maar anders willen kan hij niet. Hij zou geen leeuw zijn als hij niet zocht naar een prooi.

Is zo ook de rol van de media in het maatschappelijk debat? Krachtens hun natuur, af op prooi of bedreiger. Om het recht te handhaven, op te komen voor de democratie. Zonder aanzien des persoons, zonder vooringenomenheid. Bewaker, handhaver. Je maintiendrai. De leeuw met het zwaard en de 7 pijlen van de Zeven Provinciën. Samen sterk in de knuist van de leeuw. Zijn de media als deze handhavende leeuw?  

Of zijn de media hyena’s? Aaseters die zich pas storten op hun prooi als deze al half dood of helemaal dood is. Nooit alleen. Altijd met elkaar. Zoals de paparazzi die prinses Di achtervolgden in de autotunnel bij de Seine. Niemand weet meer wie ze waren. Ze waren zo maar weg. Opgelost in de anonimiteit. Maar fotografeerden eerst nog auto en slachtoffers. Als hyena’s die nog net een stuk vlees uit het kadaver trekken. Voor ze zich uit de voeten maken.  

Wie bepaalt welke rol de media spelen. De media zelf? Kiezen die positie, naar het hen uitkomt? Betekent dat dat er onder de media leeuwen zijn, maar ook hyena’s en dat de media autonoom zijn in het bepalen tot welke diersoort zij behoren. Of zijn ze helemaal niet zo autonoom,  is hun rol afhankelijk van hun positie in de maatschappij en zijn het anderen die die positie bepalen?   

Dat laatste gebeurt zeker in een dictatuur. In een dictatuur is het niet aan de media zelf om te bepalen welke rol ze spelen. Dat doen de machthebbers. Leeuwen zijn de media in een dictatuur nooit. Hyena’s maar al te vaak, vooral als het om dissidenten gaat of om politieke tegenstanders van de heersende macht. Maar in een democratie zijn de media wel vrij hun eigen rol te kiezen. Althans, daar gaan we van uit. In een democratie is immers vrijheid van meningsuiting. Maar wie zijn het die in onze laat kapitalistische  maatschappij uitmaken welke rol de media spelen? Redacties? Uitgevers? Omroepbazen? Of de cloud, de wolken van volgers van Facebook of Twitter? Is het met de media als met de mens: ze kunnen wel denken dat ze een vrije wil hebben, maar bij nader inzien is daar veel meer op af te dingen dan je van te voren voor mogelijk had gehouden.

Op het ogenblik kunt u een serie DVD’s kopen met daarop honderd gesprekken die schrijver/journalist Adriaan van Dis voerde met schrijvers. De gesprekken waren onderdeel van een populair televisieprogramma, dat de VPRO uitzond van 1983 tot 1992. Stel u zelf de vraag of er veel verschil is tussen het leven in 2014 en het leven in 1984 of 1994. Ik neem aan dat het bij u niet anders is dan bij mij: dat is verbazend moeilijk vast te stellen. Maar kijk naar deze gesprekken van twintig/dertig jaar terug en je proeft het verschil tussen toen en nu. Van Dis praat met de verlichte, links georiënteerde intelligentsia van ons land en daarbuiten. Het was nog volop moderne tijd. De tijd van vooruitgang, van ontwikkeling. Zijn gesprekspartners wisten veel en wisten veel zeker. Dat God niet bestond, stond voor de meeste gesprekspartners vast. Het werd rustig vastgesteld.  Alsof alleen domoren en achterblijvers de waarheid van dat inzicht nog niet deelden. Allemaal een kwestie van tijd en verder gaande verlichting. Er werd gesproken met een autoriteit en gezag die vaak ontleend waren aan wat de geïnterviewden in toentertijd gezaghebbende kranten en weekbladen publiceerden. Een bijzonder rol in die ‘gezaghebbende bladen’ speelde het weekblad Vrij Nederland. Het had toen het meeste gezag.

Image

Op de apenrots van de Nederlandse journalistiek stond het op de top. Het blad, ooit voortgekomen uit een verzetsblad van naar de moderniteit doorgebroken jonge gereformeerden, was meer en meer de spreekbuis geworden van de moderniteit. Het blad was de vlaggendrager van het afscheid van een geloof, dat, of het nu in de protestants of de katholieke variant was, zonder uitzondering werd beschreven als iets van vroeger, als een product van de premoderne tijd, die definitief achter ons lag. Met het verdwijnen van de premoderniteit waren ook zin en betekenis (beide met een hoofdletter) uit het leven verdwenen. Men vond dat niet erg. Integendeel.

Ik heb weinig behoefte me daar tegen af te zetten. Ik las het blad regelmatig. Het bracht iets teweeg. Het bracht reuring in de Nederlandse samenleving. Reuring die er eerder niet zo geweest was. Het blad was een leeuw die vanzelfsprekendheden aan tastte. Die het gezag aanviel, het ondervroeg op zijn pretenties en het doorprikte als het niet authentiek meer was. Als we het hebben over de media als een leeuw, denken we aan die periode terug. Aan de kranten, de weekbladen, de televisie- en radioprogramma’s van toen.  

Intussen zijn we twintig jaar verder. Vrij Nederland zit niet meer op de top van de apenrots. Sterker nog de hele apenrots is verdwenen. De kranten, en van weekbladen geldt hetzelfde,  zijn geen dragers meer van een specifieke mentaliteit waarin zij hun lezers voorgaan. Dat kunnen ze niet helpen. Zo iets als een gedeelde, specifieke mentaliteit bestaat niet meer. Ja, bij een vergrijzend publiek. Daar vind je het nog. Maar bij jongeren niet meer. De kranten en weekbladen met hun grote oplages en trouwe lezers hoorden bij de moderne tijd. De tijd die vooruitgang zag als kenmerk van de moderniteit en godsdienst als een belemmering op de weg daar naar toe. Die tijd is voorbij. Het geloof in vooruitgang is voorbij. Godsdienst wordt gezien als een privé aangelegenheid die ieder voor zichzelf  moet beleven. Maar niet alleen godsdienstigheid, ook anti-godsdienstigheid is een privé aangelegenheid geworden. Er zijn geen bekende, gezaghebbende Nederlanders meer die als vertegenwoordiger van vooruitgang en progressiviteit schrijven in kranten of weekbladen en daarmee de publieke opinie in het land beïnvloeden. Nee, bekende Nederlanders zijn thans televisiepersoonlijkheden, die niet meer opvalleen door goed geschreven, goed doortimmerde betogen, maar doordat ze de kunst beheersen in een one liner een gevoel of een mening samen te vatten. Hun roem is net zo bestendig als hun aanwezigheid op het scherm. Raken ze uit de gratie, dan is het met ze gedaan. Hoe beroemd ze ook waren.

Jaren geleden stond ik in Utrecht voor de etalage van de boekhandel Broeze Kemink. In de etalage een foto van een rechteroog. Alleen een rechteroog, niet meer. Toch wist ik onmiddellijk: dit is het oog van Marijn de Koning, die toentertijd het journaal van acht uur presenteerde. Toen zo beroemd, dat je aan een oog genoeg had.

Een jaar of twintig geleden had ik aan het einde van de middag van vijf december nog steeds geen sinterklaascadeau voor mijn vrouw. Op het laatste moment reed ik langs de RAF, een toen gerenommeerde winkel in elektronica van computers tot geluidsboxen, die intussen ook al niet meer bestaat, omdat ze de overgang naar de nieuwe tijd niet heeft kunnen maken. Vlak voor sluitingstijd kocht ik daar een Philips DVD speler. Ik wilde het beste, meest geavanceerde, nieuwe product en kreeg dat. Ik betaalde er een hoop geld voor. De dvd speler stond op de verlanglijst en werd met gejuich ontvangen. Het is bij dat eerste gejuich gebleven. Het was precies zoals de vakbekwame verkoper me verteld had, het ding kon alles. Alleen niet voor ons. Het was veel te ingewikkeld voor ons eenvoudige mensen. Wij wilden gewoon een dvdtje, een film bekijken. Niks meer. De nieuwe aanwinst nam daar geen genoegen mee. Het kon heel veel, ook wat we niet nodig hadden. Voor je het ding aan het spelen had gekregen moest je met hulp van een in onbegrijpelijk dubbelzinnige taal geformuleerde gebruiksaanwijzing een doolhofje doorkruipen, waar ik keer op keer in verdwaalde. Het hielp natuurlijk ook niet dat we meest naar een dvd wilden kijken als we, meestal op zaterdag, lekker gegeten hadden. En ook wat gedronken. Waardoor wij het nieuw verkregen apparaat meestal in een toestand te lijf gingen waarin je beter niet kunt autorijden. ik zie me nog zitten. Op de grond. Gebruiksaanwijzing voor me. Machteloos drukkend op de knoppen. Meestal vergeefs. We gingen de dvd speler haten. Besloten nooit meer een Philips dvd speler te kopen. Wat was er mis gegaan?

Ik heb als uitgever van de vier landelijke kranten van het PCM concern de opkomst meegemaakt van het gratis blad Metro. We hebben lang besproken of PCM ook met zo’n gratis krant moest komen. We besloten dat niet te doen en in plaats daarvan geld te investeren in onze dagbladen. Ze kregen een wekelijks magazine. Onze lezers, zo redeneerden wij, deden we daar een genoegen mee. Dat was goed voor de binding. Voor Metro achtig nieuws hadden onze lezers geen belangstelling. Het was nieuws van persbureau’s. Zonder duiding. Kaal.  Niet interessant. Lezers die wel in Metro geïnteresseerd waren, de reizigers met het openbaar vervoer, waren meestal studenten. Ze lazen weinig kranten. Te duur. We vonden het jammer dat ze geen kranten lazen, maar konden ze niet bereiken. Bovendien waren de marges van zo’n gratis blad gering. Veel en veel geringer dan van onze kranten.

We deden dus hetzelfde als Philips indertijd deed met zijn DVD spelers. We maakten onze kranten mooier, dikker, breder. Maar als het om dvd spelers ging, gedroeg ik mij als een Metro lezer. Ik was tevreden met een kale, eenvoudige versie. Zonder toeters of bellen. Zo’n ding waar een gerenommeerd bedrijf als Philips zijn neus voor op haalde.  Precies als wij onze neus ophaalden voor Metro, en eigenlijk ook voor de lezers van Metro, die genoegen namen met uitgekleed nieuws.

De Harvard hoogleraar Clayton M. Christensen sprak in verband met zo iets als Metro of goedkope, voor een habbekrats bij de Blokker verkrijgbare DVD spelers van een disruptieve technologie. Hij contrasteert haar met op continuïteit gerichte, ondersteunende technologie. Die laatste technologie staat ten dienst van de ontwikkeling van bestaande producten. Zoals de Philips technologie. Ten dienste van het ontwerpen van steeds betere, meer kunnende apparaten. Een disruptieve technologie doet iets heel anders. Deze technologie maakt goedkopere, eenvoudiger, kleinere, makkelijker in gebruik zijnde producten. Zoals een heel goedkope, dood simpele dvd speler. Of een krant met uitgekleed nieuws die gratis is. Ze doet dat voor andere klanten dan de traditionele. Metro wordt niet gemaakt voor hartstochtelijke krantenlezers.  Ze levert veel minder winst op en ontwikkelt zich in eerste instantie in onbelangrijke markten. De traditionele klanten willen het product niet. De traditionele klanten maak je er niet blij mee en de investeerders ook niet, omdat de marges van deze nieuwe, goedkope producten onvergelijkbaar veel lager zijn dan die van de traditionele producten. Voor traditionele bedrijven is het heel moeilijk in te spelen op ontwikkelingen in de disruptieve technologie. Daarom missen ze meestal de boot.  

De markt waarop de media opereren is een van de markten die totaal veranderd is door een disruptieve technologie. En dan heb ik het niet alleen over de gratis bladen. Al hebben die ook een deel van de markt afgenomen van de kranten. Nee, dan heb ik het over Internet dat een vloed van goedkoop, gratis nieuws biedt.

In december 2012 hield het Amerikaanse weekblad Newsweek, dat op haar hoogtepunt 3.3 miljoen abonnees had, op te bestaan. Het was het einde van roemrucht opinieblad. Maar niet voorgoed. Op 14 maart van dit jaar verscheen het opnieuw. Met op de cover een masker.

Image

Achter dat masker, zo beloofde de redactie verschool zich de uitvinder van Bitcoin. Bitcoin is zoals u weet een vorm van elektronisch geld waar geen bank of nationale overheid aan te pas komt. In 2009 werd de munt op het internet geïmplementeerd door Satoshi Nakamoto, pseudoniem van een onbekend persoon of groep. Wie of wat deze Satoshi Nakamoto is, weet niemand. Tot de herverschijning van Newsweek op 14 maart. Het blad had geen risico’s genomen. Een van haar beste, meest gerenommeerde journalisten Leah McGrath Goodman werkte twee maanden aan het verhaal. Ze haalde, naar eigen zeggen, feiten boven tafel die niemand kende en elimineerde geleidelijk aan alle mogelijke namen behalve één. De naam van Dorian Nakamoto, andere voornaam, zelfde achternaam, bleef op de zeef liggen. Dat moest hem zijn. De uitvinder van Bitcoin. De man achter het masker. Direct na verschijning van het weekblad brak er groot tumult uit in de bitcoin community. Nogal wat computergekken maken deel uit van die gemeenschap. En dat was aan de reacties te merken. Zowel aan de kwaliteit als aan de wijze waarop Leah McGrath werd benaderd. Inhoudelijk zat het met die kritische kwaliteit van de reacties wel goed. Maar de op de persoon van McGrath gerichte reacties logen er niet om. Aan haar intellectuele capaciteiten werd ernstig getwijfeld, ze werd uitgemaakt voor rotte vis. Dat ze een voortreffelijke reputatie in de schrijvende journalistiek had gold in het geheel niet. De bitcoiners kenden haar noch haar blad voordat ze, uiteraard op Internet haar coverstory lazen. Geleidelijk aan kwam vast te staan dat McGrath het fout had. Dorian Nakamoto, een onopvallende in Californië levende man, kon de uitvinder niet zijn. 

Tijdens het debat toonden McGrath en haar uitgever, Jim Impoco, zich aangebrand en beledigd. Newsweek had een voortreffelijke reputatie en datzelfde, of nog meer gold voor Leah McGrath. Waarom was dat niet genoeg? Waarom werd in twijfel getrokken waar zij met hun reputatie en erelijst voor stonden? Er kwam een nieuwe discussie op internet. Over  de houding van McGrath en Impoco, die zich gedroegen alsof het nog 1989 was in plaats van 2014. Toen, vijfentwintig jaar geleden, kwam Newsweek met zo’n beroep op de eigen status en betrouwbaarheid weg. Nu niet meer. Je moet er als journalist van uitgaan, zeker als je over internet onderwerpen schrijft, dat er altijd mensen zijn die veel en veel meer van het onderwerp af weten dan jij. Vroeger was dat natuurlijk ook zo. Maar vroeger was er geen contact tussen de journalist en een expert op het onderwerp waar de journalist over schreef, tenzij de journalist zelf dat contact legde. Waarna hij zodanig gebruik maakte van de kennis van de expert dat het paste in zijn artikel. Zo schiep iedere krant of weekblad zijn eigen werkelijkheid. Zo ontstond de wereld volgens Newsweek. Of Time. Of, om bij ons eerdere voorbeeld te blijven, Vrij Nederland. Dat was vroeger. 25 jaar terug. Nu niet meer. Wat een triomfantelijke terugkeer van Newsweek had moeten worden als gedrukt medium, met nog wel een artikel waarin ze de hele internet gemeenschap had verslagen door iets te onthullen waar die gemeenschap maar niet achter had kunnen komen, werd een flop. Een deceptie, die aantoonde dat ook het nieuwe Newsweek de tekenen van de nieuwe tijd niet had verstaan en nog ergens in 1989 leefde. Wat ernstig doet vrezen voor de toekomst van het opnieuw gelanceerde blad.

Een paar jaar terug ondervroeg het weekblad Vrij Nederland journalisten en lezers van het blad over een paar media-ethische kwesties. Er waren opmerkelijke verschillen. Zo gaven journalisten aan nooit geschenken aan te nemen, nooit persreisjes te maken die door bedrijven zijn gesponsord, nooit te schrijven over een industrie waar ze zelf een belang in hadden. Lezers van het blad bleken daar helemaal niet mee te zitten. “Doe niet zo krampachtig”, was hun reactie. Als je er maar eerlijk over bent. De lezers geloofden niet meer in  objectieve berichtgeving. Ze zien het als een fictie. Overal zien ze beïnvloeding. Het geven van een cadeau is daar maar één aspect van. En niet eens het meest geraffineerde. De journalisten daarentegen, kijk naar het voorbeeld van Newsweek van hierboven, geloven nog wel in objectiviteit. Althans in die van henzelf. En in die van het medium waarvoor ze werken. Daarom handhaven ze voor zichzelf strenge mores. Dat moeten ze  ook wel, voor hen staat de geloofwaardigheid van hun krant op het spel.

Ik ken die gedachte maar al te goed. Betrouwbaarheid, onvooringenomenheid, onafhankelijkheid, waren volgens ons, journalisten en uitgevers, altijd de belangrijkste redenen om een krant te lezen. Voor ons werden ze in de loop van de tijd steeds belangrijker. Dat was niet altijd zo. Ik herinner me de tijd nog goed dat het geen enkel probleem was op kosten van een multinational naar een ver buitenland te reizen om daar de presentatie van een nieuw product of jaarcijfers mee te maken. Zonder dat je er precies de hand op kon leggen, werd dat steeds meer not done. Sommige oudere journalisten zagen niet dat dat tij aan het verlopen was, en gingen nog zo lang mogelijk door met hun gesponsorde reisjes. Ze zagen de tekenen van de tijd niet. Waarom gingen we onze reizen zelf betalen en werden we, zelfs bij de kleinste cadeaus zo streng?  

Ik moet weer aan die dvd speler van Philips denken. Het elektronicabedrijf investeerde grote bedragen in een product dat voor de klant helemaal niet zo ingewikkeld hoefde te zijn. Zit de huidige dagbladlezer te wachten op berichten waarvan hij zeker weet dat ze hem aangereikt worden door een volstrekt onafhankelijk medium, dat trots is op zijn objectiviteit en daardoor instaat voor de waarheid van de berichten die hij levert? Of hoeft het voor hem allemaal niet zo streng, als hij maar weet hoe een artikel, ook financieel, tot stand gekomen is? Ik denk dat het inderdaad voor de gemiddelde lezer niet zo streng hoeft. De krant is al lang niet meer zijn enige nieuwsbron. Sterker nog, het nieuws van de dag weet hij al voor hij de krant gelezen heeft. Voor het nieuws leest hij zijn krant niet meer. Deze lezer hecht sterk aan onafhankelijkheid, objectiviteit en waarheid in het algemeen, maar hij is voldoende door de wol geverfd om te weten dat onafhankelijkheid, objectiviteit en zelfs waarheid graduele begrippen zijn, die in absolute vorm niet verkrijgbaar zijn. Hij wil best aannemen dat een verhaal waar is als er het stempel van een betrouwbare krant of opinieblad op staat. Maar hij rolt niet van zijn stoel als het achteraf toch niet blijkt te kloppen, zoals in het voorbeeld van Newsweek. In negen van de tien gevallen heeft hij meer van de wereld gezien dan zijn eigen krant hem kan vertellen. Van sommige onderwerpen weet hij meer af dan de journalist die er over schrijft. Sterker nog, hij kan de journalist er via Internet direct over benaderen. Als de journalist tenminste zin heeft om naar hem te luisteren, wat vaak niet het geval is. Omdat de journalist en de krant hun waarheid al te vaak als dé waarheid beschouwen en weinig behoefte hebben aan inmenging van buitenaf. Geloofden de lezers van Newsweek dat Dorian Nakamoto in werkelijkheid Satoshi Nakamoto was, enkel en alleen omdat Newsweek dat zei? Ik geloof het niet. Leah McGrath had, wat hen betreft, ook niet twee maanden aan haar verhaal hoeven te werken. Ze hadden het veel interessanter gevonden als ze stap voor stap haar bevindingen op internet gedeeld had met de bitcoin internet community. In plaats van haar uit te schelden en haar capaciteiten in twijfel te trekken, had die gemeenschap haar geholpen. Het was de lezers ook goed geweest als ze niet een hermetisch stuk geschreven had, dat maar in één richting wees, maar zich beperkt had tot een beschrijving van haar zoektocht en de gevolgtrekking waartoe ze op grond daarvan gekomen was : dat, wat haar betreft om die en die reden Dorian Nakamoto de man was die ze zocht. Dat was allemaal in elk geval veel goedkoper geweest. Maar ook heel anders. Het was een heel ander journalistiek product geworden. Een veel minder pretentieus product. Net zo goedkoop en minder pretentieus als de goedkopen dvd speler van een naamloos merk, die minder dan 10% kostte dan het ding dat ik op die middag voor sinterklaas voor mijn vrouw gekocht had.     

Laten we Internet maar beschouwen als een disruptieve technologie. Internet levert nieuwsberichten voor wie dat maar wil. Gratis. Haar afnemers, meest jonge mensen, lezen geen kranten of opiniebladen. Anders dan de traditionele media levert Internet alleen feiten. “Bewoners pakken overvaller”. “Sporen in de jungle gevonden van Kris en Lisanne” “Wordt de blackberry telefoon begraven?”, om er een paar van onlangs te noemen. Zonder commentaar. Zonder samenhang. Degenen die de berichten lezen op hun Smartphone willen niet meer. Het schermpje is sowieso te klein voor uitvoerige beschouwingen. Samenhang hoeft niet. Samenhang is iets voor oude media. Het is zoals in het lied van Jefferson Airplane: Remember what the dormouse said? Feed your head, feed your head. Dat is Internet: feed your head. Met feiten. Turn on, tune in, drop out. Informatie neemt de plaats in van de LSD in het lied van Jefferson Airplane. Ik ontleen wat ik hier zeg aan een artikel van Donald Hine in het Internet tijdschrift Aeon, een gratis online tijdschrift over ideeën en cultuur. De titel van Hine’s artikel is :  What good is information? Informatie op zich, met informatie je hoofd vullen, zoals bij Jefferson Airplane, lijkt volgens Hine op het uit je hoofd leren van een busdienstregeling van een stad waar je nooit zult komen. Vergelijk dat eens met het bestuderen van zo’n busdienstregeling in een stad waar je zo juist bent aangekomen. Die informatie gebruik je. Het helpt je je weg te vinden. Zo, zegt Hine, moet het gaan met informatie. Je moet het gebruiken. Je moet het risico nemen dat je er door verandert. Kennis kan dan leiden tot betekenis. Doet het dat niet, blijft het bij losse, niet met elkaar verbonden feiten, dan ga je je op den duur vervelen. 

In een artikel, onlangs, in het Internet tijdschrift De Correpondent schreef hoofdredacteur Rob Wijnberg over contextloze informatie. Wijnberg noemde als voorbeeld de ophef over een op Facebook gezet filmpje waarop twee peuters acht minuten lang staan voor de gesloten deur van een kinderdagverblijf in Amsterdam Noord. Ze huilen hartverscheurend. Een buurvrouw heeft het gefilmd. De reactie was enorm. Schande! De NOS berichtte over ‘ophef over kinderdagverblijf’. Welke ophef? De ophef op Facebook. De directie schrok van de publiciteit en stelde twee medewerkers op non actief. Dat blijven ze tot het onderzoek over achtergronden en oorzaak is afgerond. Dat kan enkele weken duren. De GGD besloot tegelijkertijd dat het dagverblijf een hele week geen kinderen mocht opvangen. De ouders hebben aan het einde van die week een ‘zinvolle en bemoedigende ouderavond gehad, waarin ook het vertrouwen in de leiding en het personeel van het kinderdagverblijf is uitgesproken’. (aldus Het Parool) Het kinderdagverblijf is intussen weer open. Op het moment dat het besluit genomen werd de zaak dicht te gooien, was nog niet duidelijk waarom die peuters daar voor de deur stonden te huilen. Intussen is vastgesteld dat er maar één gekwalificeerde kracht aanwezig was, terwijl er twee hadden moeten zijn. Of er ook ongekwalificeerde krachten aanwezig waren, die in staat moeten geweest zijn een deur voor huilende kleuters open te maken, staat niet in het nieuwsbericht. Waarom de kleuters daar buiten stonden te huilen, is ook niet duidelijk geworden. Maar daar ging het ook niet om. Wat er werkelijk aan de hand was, is niet belangrijk. Het ging om de ophef. De ophef zelf is het nieuws. Maar bagatelliseer het niet: je kunt er wel door op non actief gesteld worden.

Het is hetzelfde mechanisme dat maakt dat voor pedofolie veroordeelden die hun straf hebben uitgezeten bijna nergens meer kunnen wonen. Steeds ontstaat ophef. Autoriteiten moeten op ophef reageren. Doen ze dat niet, dan verspelen ze hun positie. Ze worden arrogant gevonden, of blind, of doof of beide. Alleen als een burgemeester de moed heeft de ophef te negeren  – met als gevolg nog meer ophef – kunnen deze mensen nog ergens wonen.

Reageerde de buurvrouw van het kinderdagverblijf Flamingo in Amsterdam Noord als een leeuw door haar filmpje op Facebook te zetten? Of was ze de aanvoerder van een groep hyena’s?

Ik ken haar niet. Ze blijft ook in de anonimiteit – “een buurvrouw” – , maar ik denk dat ze zichzelf als een leeuw beschouwt. Ze is de enige niet in de wereld van de media die zichzelf als een leeuw beschouwt. Media zien zichzelf graag als leeuw. Zelfs, de rubriek Show Laat van SBS 6 die zoenfoto’s publiceerde, die burgemeester Hoes van Maastricht bijna zijn baan kostten, zal zichzelf als leeuw beschouwen, en niet als hyena. Als gesel van de machtigen. Onbevreesd. Zijn ze dat?

Ja zeker, er wordt gegeseld. Kijk maar naar de parlementaire verslaggeving. Zij het daar meest om verkeerd ingevulde bonnetjes, uitspraken van een minister die achteraf niet blijken te kloppen en dergelijke. Politieke klein spul, grote persoonlijke gevolgen. Daar is veel belangstelling voor. Er hangt een geur van bloed om heen. Het is hetzelfde als bij de objectiviteit van de dagbladen. Naar mate het vertrouwen in de politiek terugloopt, wordt de hechting aan absolute onkreukbaarheid bij de politici groter en kan een bonnetje met voor 200 kilometer verkeerd ingevulde ritjes al fataal zijn. Is er weer zo’n affaire, dan zie ik hyena’s, die bloed ruiken. Altijd in groepsverband. Ik zie weinig leeuwen.

Anders dan de politici hebben de media geen instantie waar ze zich moeten verantwoorden. Ze zijn ook niet gekozen. Ze hebben zichzelf aangesteld. Als ze zich als leeuw beschouwen, hebben ze zichzelf  de leeuwenmantel omgeslagen. Misschien komt het daardoor maar ze kunnen niet goed tegen kritiek en reageren daar uiterst gevoelig op.  

Intussen ontwikkelen zich, als een disruptieve technologie, heel anders, voor een ander publiek, Facebook en Twitter. Met een eigen dynamiek. Zoals bij het filmpje over de huilende kleuters. In de opwinding die Facebook genereert, zit net zo veel beleid als in een schip waarvan de lading aan het schuiven is. Het is puur spontaan. Degenen die een like of dislike sturen zijn leeuwen noch hyena’s. Ze beogen niets dan hun eigen verontwaardiging te ventileren. Het is even een crowd.

Terwijl ik dit schrijf over leeuwen en hyena’s , moet ik ineens denken aan Frans van der Lugt, de jezuïeten pater die in Syrië werd doodgeschoten. Een leeuw. Omdat hij bleef in zijn stad Homs. Terwijl hij wist wat voor gevaar hij liep. De journalisten, de fotografen, cameramensen die hem opzochten en interviewden? Ook leeuwen. Ik zet het nieuws van de dood van pater Frans tegenover het nieuws over de ophef rond de huilende kleuters. Ik neem het ene soort nieuws net zo serieus als het andere. Ik zie beide als uitdrukking van deze tijd. De dood van pater Frans wijst op de betekenis van mensen die volhouden, niet weglopen. Ze worden beeld van onverzettelijkheid en daardoor, in onze wereldgemeenschap, waarin beelden steeds belangrijker worden meer en meer symbool. Symbool van menselijkheid en normaliteit. Van dialoog en openheid. Dat symbool moet het zwijgen opgelegd. Moet dood. Al was het maar om met zijn dood de andere partij te kunnen zwart maken.

De huilende kleuters zijn ook een symbool. Een symbool voor de heiligheid van kinderen in onze samenleving. Ze moeten tegen alles worden beschermd. In het bijzonder tegen uitsluiting en vieze mannen. Kindertranen roeren de natie. En halen het Journaal. Bij echtscheiding en in de discussie over omgangsregeling zijn we in het algemeen minder gevoelig voor de kinderziel. Maar dat is nu niet aan de orde.

Over tien jaar weten we nog wie pater Frans was. De huilende kleuters zijn vergeten. Veel belangrijker dan de vraag of media leeuwen zijn of hyena’s is de vraag wat er op de zeef van onze belangstelling blijft liggen en waarom? Vormt het nieuws voor ons een busboekje van een stad waar we verder nooit komen. of dient het ons onze weg in onze omgeving te vinden. De klassieke media, denk aan Newsweek, denk aan het Vrij Nederland van 25 jaar terug, waren heel directief. Wisten wel heel zeker wanneer er als leeuw gebruld moest worden. identificeerden zich nooit als hyena’s. Hadden daarvoor een veel te hoge eigendunk. Allemaal voorbij. Meer en meer is het journalistieke bedrijf gaan neerkomen op bijdrage aan de beeldvorming. Met dank aan voorlichters, spindokters, mediatrainers en al die anderen van wie het werkzame leven bestaat in het beïnvloeden van het nieuws.

In alle overvloed aan informatie die dat oplevert, zoeken wij naar betekenis. Tenminste dat hoop ik. In dat turbulente geheel moeten wij aan onszelf de vraag stellen. Zijn we daarin een leeuw, die vecht voor zijn eigen betekeniswereld, zelf af weegt, zelf zijn plan trekt. Of zijn we hyena’s die mee lopen met de crowd,  verontwaardigd over huilende kleuters, ook al weten we niets over de omstandigheden, verontrust over een veroordeelde zedendelinquent die zich na hun straf in onze stad willen vestigen.  

Vanuit dat perspectief is het niet meer zo belangrijk of de media leeuwen zijn of hyena’s. De toevloed van informatie is zo groot dat we geen genoegen meer nemen met de beperkte informatie die ons toekomt uit één krant of weekblad. In een samenhang die de redactie heeft uitgezocht. Die samenhang zoeken we liever zelf uit. Aan de hand van informatie die we zelf vergaren. Ieder zoekt zijn eigen betekenis. Daar begint het mee. Tenzij we het willen laten bij het ‘feed your head’ van Jefferson Airplane. Pas daarna is de vraag of dat zoeken ons maakt tot een leeuw in onze eigen wereld, of tot een hyena. De beslissing is aan ons.