Onlangs nam Eep Talstra met een rede over de veranderde rol van de bijbelwetenschappen afscheid als hoogleraar Oude Testament aan de Vrije Universiteit. Toen hij, tweede helft jaren zestig vorige eeuw, theologie studeerde, functioneerden bijbelwetenschappers als hofleveranciers van de dogmatiek. Het waren een soort mijnwerkers. Uit de bijbel – de mijn – dolven ze teksten als ruw erts. Die bewerkten ze tot ze de ‘eigenlijke bedoeling’ te pakken hadden. Het kant en klare product schoven ze door naar de systematische theologen, die de tekst in hun dogmatische systeem gebruikten als argument of bewijsplaats.
In die jaren stond de dogmatiek aan de top van de theologische apenrots. Eeuwen was dat zo geweest maar ineens was dat voorbij. Het werd steeds problematischer dikke boeken te schrijven over Gods wezen en eigenschappen. De dogmatiek tuimelde van haar toppositie. Voor de bijbelwetenschappers was dat niet verkeerd. Aan hun positie van dogmatische hulpjes kwam een einde. Maar hoorden ze wel thuis in de theologische faculteit? Of toch eerder in de literaire? In het eerste geval zouden ze bijdragen aan de kennis van God. In het tweede geval zou het qua wetenschappelijke activiteit blijven bij historisch tekstonderzoek. Over dit alles gaat het bij Talstra.
Om de rol van de bijbelwetenschappen scherp te krijgen kiest hij een tekst uit de profetie van Jeremia (Jer. 5: 1 t/m 9). De tekst begint met een persoonlijke opdracht van God om één rechtvaardige te zoeken. Eén, en niet tien zoals in Sodom en Gomorra. Vervolgens spreekt de profeet en beklaagt zich bij God over de slechtheid van de mensen. Helemaal aan het einde komt God weer aan het woord. Hoe zeer het Hem ook spijt, Hij kan niet anders dan straffen. Vanwege zijn rechtvaardigheid.
De tekst is zo ingewikkeld dat je met de uitleg alle kanten op kunt. Is God degene die tot het laatste gaatje zoekt naar die ene rechtvaardige? Of is God de rechter, die vanwege zijn rechtvaardigheid wel moet straffen, hoe spijtig ook. Neem je de tekst letterlijk als een weergave van Gods eigen woorden? Of zie je de tekst als een literaire compositie waarin God, profeet en volk als toneelfiguren op elkaar reageren. Neem je Gods woorden letterlijk, dan zul je de tekst vroeg dateren en geef je haar een rol in de aanloop naar de verwoesting van de stad Jerusalem in 586 v.Chr. Zie je de tekst als een literaire compositie, dan kun je haar in een veel latere datering zien als inbreng in het debat na de ballingschap over de vraag wat er mis ging tussen God en zijn volk. Tenslotte kun je deze tekst ook nog zien als bijdrage aan een tijdloos debat over waarachtige godsdienst. Met Jeremia, als voorbeeld voor ons allen, in de rol van onverschrokken held van de waarachtigheid.
De bijbelwetenschappers kijken naar taalkundige argumenten, naar tekstbewerkers die eeuwen terug aan de tekst sleutelden. Ze vergelijken de tekst met niet-bijbelse bronnen en trekken hun conclusies. Prachtig werk, maar gelovig hoef je daar niet voor te zijn.
Talstra is, net als ik, opgegroeid en opgeleid met de gedachte dat er maar één, eeuwige manier is om over God te spreken en dat de dogmatiek formuleerde hoe dat moest. Een halve eeuw is niet alleen de dogmatiek van deze taak ontheven. Ook Talstra is opgeschoven. De verschillende manieren waarop in de bijbel over God wordt gesproken laat hij naast elkaar staan, zodat ze samen één grote geschiedenis vormen van het spreken over God. Alleen over God, niet van God? De bijbel staat vol met door God persoonlijk gesproken woorden. Is er ook een geschiedenis van het spreken van God? Met wat slagen om de arm hakt Talstra die knoop tenslotte door: God spreekt in de data die de bijbelwetenschappen onderzoeken. Eindelijk hoort de bijbelwetenschap in de theologie en is zij geen hulpwetenschap meer.
Goed nieuws voor Talstra: op de valreep toch nog een echte theoloog. Maar wat zijn de consequenties? De laatste jaren zijn we veel meer te weten gekomen over de godsdiensten van het oude Oosten en van Egypte. Met vaak verbluffende overeenkomsten met de bijbel. Het spreken over God maar ook het spreken van God blijkt meer en meer een eigen geschiedenis te hebben en noch tijdloos noch exclusief via Israël op aarde te zijn neergedaald. Al dat denken over God vormt een groot en wild boeket bloemen, bijbels en niet-bijbels, her en der vandaan geplukt door de bijbel- en godsdienstwetenschappers. De dogmatiek maakte daar vroeger een standaard boeket van. Die tijd is voorbij. De bijbelwetenschappers helpen nu wie uit al dat aanbod een eigen boeket wil samenstellen. In die zin zijn zij hulpwetenschappers gebleven.
Eep Talstra, De Éne God is de andere niet. VU Uitgeverij. €12,50
Recente reacties