Het denken blijft doorgaan

Maand: oktober 2014

Wie is er bang voor vooruitgang

Wie is er bang voor de vooruitgang

Jaffe Vink werd geboren in Scheemda in het Oosten van Groningen. Ooit veengebied. Moeilijk begaanbaar. Op de grens van aarde en water. “De aarde nu was woest en ledig” uit Genesis 1 is in het Gronings “Eerde was onlaand”, land dat nog geen land is.

Eerst werd het veen afgegraven. Toen kwamen wegen. En een spoorlijn, het befaamde lijntje Hoogezand, Sappemeer……Met het spoor kwam de aardappelindustrie. En de stank. Kanalen werden riolen. Die stank is van vroeger. Met dank aan de technologie. Maar van alle technologische vernieuwingen die de wereld van Oost Groningen veranderden was de fiets toch wel het mooiste. De fiets was vrijheid. Er kwamen ‘kunstwegen’ –een ‘echte’ weg was een zandweg. Je kon voortaan zelf bepalen wanneer je het dorp wilde verlaten.

Die vrijheid om je eigen weg te gaan, de vooruitgang tegemoet, gesymboliseerd in de komst van de fiets, gonst door Vinks boek. Het is een boos boek. Boos omdat hij overal angst voor vooruitgang ziet. Ziet hoe mensen hun vrijheid weer inleveren. Zich regels laten opleggen. Bang worden voor de toekomst. Voor klimaatverandering, ophoging van de zeespiegel, overbevolking of uitputting van de aarde. Enfin, noem alle plagen maar op waarvan wordt voorspeld dat ze onafwendbaar afkomen op ons en ons nageslacht.

Al die voorspellers, van de Club van Rome tot Al Gore, ziet Vink als onheilsprofeten. Dat ze waarschuwen voor slechte ontwikkelingen is uitstekend. Maar ze overdrijven. Ze overspelen hun hand doordat ze rechtstreekse lijnen trekken naar de toekomst, terwijl die toekomst nooit via rechte lijnen op ons afkomt. Bovendien hebben ze oogkleppen op. Zijn ze blind voor wat de technologie doet voor de oplossing van problemen die nu onoverkomelijk lijken. Houden ze geen rekening met technologische doorbraken. In de jaren zestig werd gewaarschuwd dat de aarde al in het jaar 2000 haar inwoners niet zou kunnen voeden. In dezelfde tijd zorgde de groene revolutie in de landbouw dat de oogsten verveelvoudigden. Zonder dat de onheilsprofeten die ontwikkeling zagen.

Vink plaatst de landbouwkundige Norman Borlaug, de grondlegger van de groene revolutie, tegenover Paul Ehrlich, schrijver van het boek The Population Bomb. Borlaug is altijd boer gebleven. Op voor dag en dauw. Steeds met zijn handen in de aarde. In 1970 kreeg hij de Nobelprijs van de Vrede. Daartegenover Paul Ehrlich, jong, aantrekkelijk, met lange zwarte bakkebaarden. Geziene gast op tv-shows. Ehrlich ziet weinig in nieuwe landbouwmethodes. Ze zullen leiden tot een “onherstelbare vernietiging van de ecosystemen”. Alleen radicale geboortebeperking helpt. Ehrlich wil invloed. Invloed op menselijk gedrag. En met succes, zoals ik uit eigen ervaring weet. Zijn boek was ‘hot’ toen wij, mijn vrouw en ik, voor de beslissing stond van ‘hoeveel kinderen nemen we?’. Het is bij twee gebleven. Meer dan twee werd toen als asociaal beschouwd. Er zat iets dwingends in dat voorschrift van twee kinderen.

Een ander onheilsprofetie is verbonden met het begrip ‘zure regen’. Zure regen zou de bossen vernietigen. De angst daarvoor was op haar hoogtepunt in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Er was zelfs een woord aan verbonden: Waldsterben. Je hoort het nooit meer. De bossen zijn niet gestorven. Integendeel, het gaat ze heel goed.

Waar komt al die angst over toekomstig onheil vanuit de natuur vandaan? Waar komt die bereidheid vandaan om vrijheid in te leveren, zelfs vrijheid om zelf te bepalen hoeveel kinderen je wilt hebben, en jezelf een norm op te leggen op basis van onbewezen voorspellingen over toekomstige ellende? Waarom hebben de bangmakers zo’n succes? Is er wel reden ons zorgen te maken? Vooral met die laatste vraag en zijn antwoord erop roeit Jaffe Vink tegen de stroom in. De onheilsprofeten hebben geen gelijk. Dat is de boodschap waarop hij hamert en in dat hameren schiet hij wel eens door. Zo vind ik hem te ontspannen over het probleem van de overbevolking. Zeker in het licht van de cijfers van de VN die vorige maand bekend werden. De cijfers spreken tegen wat hij in cursief vanwege de nadruk schrijft  : De wereldbevolking neemt af.  Dat ziet er, althans in deze eeuw, nog niet naar uit.

Dat doorschieten neem ik trouwens op de koop toe en dat komt door zijn analyse van de angst voor wat de natuur nog voor ons in petto heeft. Hij ziet een ‘kolossale verandering’ die erin bestaat dat de mens geleidelijk aan de natuur is gaan beheersen. Altijd was de natuur ons de baas. Nu zijn de rollen omgedraaid en ligt het lot van de natuur in onze handen. In plaats van daar trots op te zijn, zijn we bang geworden. We zijn bang voor wraak. Dat de natuur zal terugslaan. We zien de tekenen om ons heen. Stormen zijn veel heftiger. Winters veel zachter. De zeespiegel stijgt. We reageren vanuit angst. Niet ontspannen. Of we steken de kop in het zand. Of we onderwerpen ons aan alle regels waarvan gezegd wordt dat daarmee weer goed zal komen. Een kras voorbeeld van dat kop in het zand steken las ik in het laatste nummer van de New York Review of Books. De Senaat van de Amerikaanse staat North Carolina heeft in 2012 een wet aangenomen waarin het gebruik van alle gegevens die een verhoging van de zeespiegel voorspellen wordt verboden in de politieke discussies over ruimtelijke ordening en beheer van de kust. De wet werd aangenomen na een discussie over een rapport van nota bene een eigen Senaatscommissie waarin werd voorspeld dat de zeespiegel de komende honderd jaar één meter zou stijgen.

Het vereist moed de kop niet in het zand te steken en onder ogen te zien dat het lot van de natuur in onze handen ligt. Bij dat inzicht hoort een manier van denken zoals gebeurt in de wetenschap. Wetenschap werkt met voorlopige resultaten. Niks staat voor eeuwig vast. Voor mensen die niet gewend zijn zo te denken, is dat moeilijk. Ze willen zekerheid, willen weten ‘hoe het zit’. Ze bewonderen de hartstocht waarmee de wetenschap zoekt naar het onbekende. Maar aan de andere kant wantrouwen ze de resultaten zolang die voorlopig zijn. En dat zijn ze altijd.

Het probleem is dat ons lot met dat van de wetenschappers is verbonden. We zitten allemaal in dezelfde boot. We zijn afhankelijk van elkaar. Over hun schouders kijken wij met ze mee. Dat vereist moed want het gaat om ons eigen voortbestaan. We zouden ze wel willen toeschreeuwen: ontdek iets waardoor we ons geen zorgen meer hoeven te maken! Maar zo gaat het niet. Nieuw ontdekte feiten confronteren wetenschappers, en ons, meekijkers, altijd met wat zij nog niet weten. Vooruitgang loopt via vergissingen, doodlopende straten, zelfs regelrechte blunders. Ontdekkingen, denk aan de penicilline, berusten vaak op toeval. Aan de ene kant zijn we heersers over de natuur. Aan de andere kant zijn we afhankelijk van een provisorische wetenschap die het moet hebben van vallen en opstaan. Wie houdt het uit in die onzekerheid? Wie kiest dan voor de fiets om er op uit te gaan, het onbekende tegemoet, zoals dat na de aanleg van ‘kunstwegen’ mogelijk werd in het Scheemda van Jaffe Vink?  Wie is bereid de prijs van de vrijheid, onzekerheid, te betalen? Wie schuilt niet liever bij de schijnzekerheden van de profeten die ons kunnen voorspellen hoe de wereld er over 50 jaar uit ziet, ook al moeten we daar onze vrijheid voor inleveren en doen wat zij ons voorhouden? Jaffe Vink in elk geval niet.

 

Jaffe Vink, Wie is er bang voor vooruitgang. Uitgeverij Prometheus € 18,95

Weer verder

weerverder-1

Het is een tijdje stil geweest op mijn site. Een paar attente volgers vroegen er naar. Er was toch niets? Heel lief en attent. Nee gelukkig was er niets. Of toch wel, maar niet iets om je zorgen over te maken. De laatste maanden heb ik al mijn aandacht gegeven aan een boek over Aartje, ons lief kind dat in januari 2012 plotseling stierf. Ze is niet vergeten. Pas nog legden lieve mensen pompoenen op haar graf en zorgden voor verse rozen. Moeilijk te beschrijven hoe goed het doet als je dat ziet. Er wordt nog aan haar gedacht. Tranen in de ogen.

In het boek heb ik haar leven beschreven en bijeengebracht wat ik in de twee jaar na haar dood op mijn site schreef over ons verdriet en onze omgang daarmee. En tenslotte heb ik opgeschreven wat Aartjes dood voor mij als gelovig mens betekend heeft. Wat haar sterven deed met mijn godsvertrouwen en mijn visie op de betekenis van het leven.

Al schrijvend kwam er veel boven. Vooral de duik in het verleden – gelukkig heb ik sinds 1988 een dagboek bijgehouden waardoor ik voor de laatste 25 jaar niet op mijn geheugen hoef af te gaan – was af en toe confronterend en verdrietig makend. Maar gelukkig, ik ben er uit gekomen. Al een tijdje terug heb ik contact opgenomen met Mai Spijkers van Uitgeverij Prometheus. Aartje heeft zo’n tien jaar bij hem gewerkt. Hij reageerde heel positief. We spraken af dat ik uiterlijk 1 oktober j.l. de kopij zou inleveren en dat is me gelukt. Eigenlijk ook tot mijn eigen verrassing. De bedoeling is dat het boek uitkomt in de tweede helft van januari.

Nu het boek weliswaar nog niet af – er komen nog drukproeven en laatste correcties – maar toch goeddeels gedaan is, komt er weer ruimte voor mijn site. Ik pak de draad weer op. Met recensies over boeken die op mijn pad komen en die ik interessant genoeg vind om over te schrijven, af en toe een lezing en andere reflecties op het leven en het menselijk bestaan. Een heftige, onverwachte confrontatie met de dood maakt een mens beschouwender. Hoe moet het verder met het leven? Wat kun je nog van het leven maken?

Na Aa’s dood kon ik aan die vragen niet meer voorbij. Het leven is niet meer als vroeger. Alles is veranderd. Voorgoed. De tijd verstrijkt, de pijn blijft. Het verdriet is een wond in de ziel die niet geneest. Toch moeten we verder. Al was het maar vanwege Aartje. Het is al verschrikkelijk dat ze stierf. Maar dan ook nog eens verder leven uitsluitend in de tinten grijs en zwart en niets meer van onze levens maken? Het zou zijn of ze nog een keer sterft. Geluk was vroeger vanzelfsprekend. Nu moet je er voor knokken. Met dat knokken is het net als met schrijven. Je moet het doen. Het komt je niet aanwaaien. Aan de slag!

© 2024 Jan Greven

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑