milbank1

Professor Milbank zou komen en dat is bijzonder. John Milbank is een van de voormannen van de Radical Orthodoxy (RO). Een nieuwe theologische lijn die sinds de jaren negentig vanuit het Engelse Cambridge aan de weg timmert. RO wil aan de ene kant teruggrijpen naar de oude Christelijke kerk van de eerste eeuwen, en dan vooral naar Augustinus. Tegelijk neemt zij de huidige, postmoderne cultuur als uitgangspunt. Het resultaat is een mengeling van (post)modern en orthodox, waarbij je bij orthodox vooral moet denken aan de “orthodoxe” Geloofsbelijdenissen van de oude Kerk die vroeger achterin het Psalmboekje stonden (Twaalf artikelen van het Geloof en de Geloofsbelijdenissen van Nicea en Athanasius).
Milbanks komst was te danken aan de Protestantse Theologische Universiteit, die dominees opleidt voor de Protestantse Kerk Nederland (PKN). De Universiteit had hem uitgenodigd om op vrijdag 2 september j.l. in de Utrechts Janskerk het Academisch Jaar te openen. Paginagroot had Milbank de zaterdag voorafgaand aan zijn Utrechtse optreden in Trouw uitgelegd waar hij theologisch voor stond. De verslaggever was voor het interview helemaal naar Yorkshire gereisd. Goed idee! Ik begon enthousiast te lezen, las het interview nog eens en nog eens, maar kwam er niet uit. Wat Milbank nu precies voor ogen stond, ontsnapte me. Natuurlijk lag dat aan mij. Het ontbrak me klaarblijkelijk aan filosofische kennis en theologische diepgang om Milbank en zijn RO te begrijpen. Het liet me niet los. Ik bleef nieuwsgierig. In de eerste plaats naar de man en zijn Radicale Orthodoxie. Maar ook vanwege de uitnodiging. Wat voor punt wilde de Universiteit maken door juist hem uit te nodigen voor zo’n belangrijke gebeurtenis als de opening van het Academisch Jaar?

John MIlbank

John Milbank

Ik meldde me aan voor de plechtigheid en las in de dagen er voor zo veel mogelijk over RO en John Milbank. Vroeger zat je daarvoor een paar dagen op de bibliotheek. Nu hoef je je huis niet uit. Google kent John Milbank en zijn theologische beweging van haver tot gort. Wat ik vond, was interessant, al viel het me qua helderheid niet mee. RO vereist nogal wat voorkennis. Het gaat over postmoderde denkers als Foucault en Derrida, ook al niet de makkelijksten. Maar ook over uiteenlopende figuren als Augustinus en Nietzsche en Middeleeuwers als Thomas van Aquino en Duns Scotus. Het was intrigerend, maar wel ingewikkeld en ik voel me niet bekwaam hier even in het kort uiteen te zetten wat ik van die paar dagen studie heb opgestoken.

Vrijdag was ik ruim op tijd in Utrecht. Ik liep nog even door de stad waar ik heel lang niet geweest was. Vroeger kwam ik er vaak. Er kwam een onbestemd gevoel over me. Zoals je kunt hebben als je ergens komt waar je jaren niet geweest bent en ontdekt dat alles gewoon is door gegaan. Hoor je er nog wel? Het leek een beetje of ik mij zelf overleefd had. Misschien kwam dat gevoel ook op, omdat ik weer eens zou ondergedompeld worden in de theologische wetenschap. Iets dat me nu nog maar zelden overkomt, maar dat lang geleden mijn vak was. Ik had er zin in. De liturgische viering waarmee de Opening van het Academisch Jaar die middag was begonnen, was nog aan de gang, toen ik bij de kerk kwam. Muziek vulde de ruimte. Het koor zong prachtig.

De bijeenkomst zou om 16.00 uur beginnen, maar het was kwart over vier toen de stoet van hoogleraren voorafgegaan door de pedel door de kerk naar voren schreed. Voor mij allemaal nieuwe gezichten, en toch zag het geheel er heel vertrouwd uit. Of de tijd had stik gestaan en er niets veranderd was. Of ik keek naar dezelfde stoet als waar ik dertig, veertig jaar geleden naar had gekeken. Een zwarte rij van toga en baret, waarin de gezichten zo wit afstaken dat het leek of ze nooit in de zon kwamen. Toen. En nu. Alleen liep nu vooraan in de stoet, vlak achter de pedel een jonge vrouw in een rood jurkje dat haar goed stond. Ze keek stralend. Toch een verschil.

De kerk zat vol. Studenten, maar ook belangstellenden die op de lezing afgekomen waren. We werden welkom geheten. Uiteraard in het Nederlands. Ik kon het goed verstaan, al zat ik op de achterste rij, maar merkte al meteen dat de Janskerk een flinke nagalm had. Ik schatte zo’n anderhalve seconde. Ik begreep beter waarom die muziek zo prachtig geklonken had. In deze kerk klinkt alles gedragener. Sprekers ook. Tenminste als ze zich aanpassen en rust nemen om de zinnen gelegenheid te geven uit te rollen in de ruimte van de kerk. Zoals de zee golven de tijd geeft om een voor een uit te rollen op het strand. Doe je dat niet, ga je snel spreken, dan rollen de zinnen, niet anders dan golven, over elkaar heen en storten zich in een stroom van klanken over de toehoorders uit. Met als gevolg dat je af en toe een los woord hoort, maar dat het gissen blijft naar de zin waarin het woord zijn plek had.

Tot mijn schrik gebeurde dat al meteen bij het welkomstwoord van de decaan. Als ze wat sneller sprak, was het al gauw moeilijk te volgen. Als dat bij het Nederlands al zo was, hoe zou dat dan bij het Engels gaan? Ik begreep van de decaan dat John Milbank was uitgenodigd als een verlaat afscheidscadeau voor ds. Arjan Plaisier die in juni van dit jaar afscheid had genomen als secretaris van de PKN. Plaisier had de Universiteit graag laten kennis maken met Milbank. Zodoende. Het maakte me extra nieuwsgierig. Zou ik herkennen wat Plaisier zo had aangesproken?

Helaas, het antwoord er op moet ik schuldig blijven. Uit niets bleek dat professor Milbank iets verteld was over de akoestiek van de kerk en de problemen die dat oplevert voor het gesproken woord. Laat staan dat hij even met een geluidsregisseur geoefend had om uit te vinden hoe zijn woorden het best zouden overkomen. In de voordracht van zijn lezing was even weinig moderniteit als in de toga en baret van de stoet hoogleraren. Nadat hij het woord gekregen had, vouwde hij een stapeltje papier open en begon snel voor te lezen om binnen de hem toebedeelde tijd te uit te komen.

In het begin ben je welwillend en doe je je best te volgen wat een spreker zegt. Het zal toch niet aan je kennis van het Engels liggen dat je hem niet verstaat? Of aan mijn gehoor en de achterste rij? Bovendien, niemand stak zijn vinger op om te zeggen dat hij er te weinig van verstond. Begrijpelijk, wie wil nou in het openbaar het risico lopen als risée te worden weggezet in zo’n geleerd gezelschap omdat hij als enige een college in het Engels niet kan volgen? Maar het werd erger en erger. In het begin, klaarblijkelijk maakte hij een tochtje door de geschiedenis van de theologie, dook er nog af en toe een jaartal op dat je verstond en waaruit je kon afleiden dat hij waarschijnlijk over iets in de Middeleeuwen sprak. Maar geleidelijk aan verdwenen zelfs die bakens en was het enige woord dat herkenbaar op dook uit de zee van geluiden die over me heen spoelde, het woord “theology”.

Hoe lang blijf je luisteren naar iets waar je niets van verstaat? Ik heb het lang vol gehouden, maar vond het na een klein uur wel welletjes en ben weggegaan. Iedereen zat toen nog braaf te luisteren met als uitzondering twee mensen in de hal van de kerk, die er ook niets van hadden verstaan en maar met z’n tweeën waren gaan praten. Ik was blij met ze. Ik was de enige niet.

Vreemd allemaal. Heel vreemd. Je laat iemand van ver komen om iets te vertellen. Vervolgens huur je een kerk die heel geschikt is voor liturgie en muziek. Maar akoestisch totaal ongeschikt voor een moeilijke academische voordracht. Daar laat je iemand in een bovengemiddeld snel tempo een rede uitspreken die zelfs op papier (de rede staat op de Website van de Universiteit) al moeilijk te volgen is. Zonder ook maar een enkel modern hulpmiddel om door iets visueels ordening aan te brengen in wat anders een ondoorzichtig geheel blijft.

Misschien is dat wel de situatie van de theologie.