Stel dat de Provincie haar zin doorzet en dat er straks een nieuwe gemeente Blaricum/Huizen/ Laren komt. Wat zijn dan de typisch Blaricumse waarden die niet verloren mogen gaan in het nieuwe grote geheel?

Allerhoogste tijd ons daarop te bezinnen, vonden VVD en D66 en vroegen in de raadsvergadering van 28 november j.l.. per motie aan het College om een lijstje kernwaarden. Met nul beginnen hoeft niet, zeiden ze. In de strategische visie Blaricum, een authentiek dorp in het Gooi van 2010 staan die kernwaarden al. Vraag aan Raad en bevolking welke waarde ze prioriteit geven en klaar is Kees. Aan de slag dus. En gauw een beetje.

Sommige partijen, zoals Hart voor Blaricum, ging dat veel te snel: ‘Zo’n beladen onderwerp kun je niet in zo korte tijd regelen’. Andere waren positiever: ‘We willen hetzelfde, maar verschillen over welke stappen we moeten zetten’ (CDA). Geleidelijk aan werd steeds duidelijker dat tegen de motie stemmen gezien zou worden als ‘de zaak maar op zijn beloop te laten’. Geen goed signaal zo vlak voor de verkiezingen. Zo namen uiteindelijk alle partijen het initiatief van VVD en D66 over.

Blijft de vraag wat de Blaricumse kernwaarden zijn. Toen ik daarover nadacht moest ik denken aan de schrijver P. H. van Moerkerken en zijn boek De ondergang van het dorp uit 1913. Hoewel het boek over Laren (Aarloo) gaat en slechts in de marge over Blaricum (Nierode) en Huizen (Merum), is er voor Blaricummers genoeg te herkennen. Een van Moerkerkens hoofdpersonen is Dirk Boersink (Jan Hamdorff). Oorspronkelijk een ober uit Amsterdam. Als Holtmark (Het Gooi) een spoorverbinding krijgt, ziet Boersink als eerste de mogelijkheden voor het armelijk, achter gebleven Aarloo: ‘Uit de steden reed de Holtmarkse stoomtram al voller zomerwagens op den brink. De herbergiers vertimmerden hun zolders met kleine vertrekjes, bouwden veranda’s en serres uit. En jaar na jaar werden de boeren slimmer, de optrekjes talrijker, de prijsen hoger.’ Boersink ontwikkelde een wijk met villaatjes voor welgestelde Amsterdammers, terwijl zich intussen ‘kunstenaars en kunstnijveren, simpele vereerders van kunst en dichterlijke minnenden van de landelijke eensaamheid, strevenden naar een reiner samenleving volgens vegetaries en kommunisties beginsel’, in Aarloo en Nierode vestigden. Deze kunstzinnigen ontwierpen hun eigen huis ‘zodat elk huisje het eigen persoonlijk karakter droeg van den sierkunstenaar, den geleerde, den schilder, de dichteres. Doch alle hadden deze woningen gemeen het rustiek-onbezorgde, het luchtige, het vrij-zijn van elke stijl-traditie.’

Van Moerkerken onderscheidt drie lagen in de bevolking van Aarloo. De oorspronkelijke bewoners; arm, eenvoudig, katholiek, maar slim genoeg om hun graantje mee te pikken. De eigenzinnige kunstenaars. En de welgestelde burgers van elders. Zijn boek laat zien hoe Hamdorff en andere projectontwikkelaars het dorp overnemen. Hoe het geld alle woestheid en ongereptheid weg vreet en
er villaatjes voor in de plaats zet. En toch houden oorspronkelijke bevolking en kunstenaars hun plek.

Die speciale mix van geld, kunst en oorsprong lijkt mij tekenend voor Blaricum. Het bewaren van dat wankele evenwicht (want niets is agressiever dan geld) lijkt mij de kernwaarde van ons dorp.