Bert Keizer is geïrriteerd.  Hij ergert zich aan wat hij noemt neurosofen. Neurosofen zijn hersenonderzoekers die menen dat ze het eeuwenoude probleem van de verhouding tussen lichaam en geest definitief hebben opgelost. Dick Swaab, schrijver van “Wij zijn ons brein”, is zo’n neurosoof. 

Swaab wil af van de ziel. Ons geestesleven ziet hij als gesputter, de term is van Keizer, tussen neuronen. Zo’n visie stemt nederig en haakt in op een algemeen aanwezige behoefte klein van de mens te denken.  

Net als Swaab vindt ook Keizer dat wij het idee moeten opgeven dat zich ergens in ons binnenste zo iets als geestelijk leven afspeelt.  Alsof er ogen achter onze ogen zitten. Alsof ergens een inwendige stuurman aan het roer zit. Maar daarmee houdt de overeenkomst tussen hem en Swaab wel op. 

Sinds kort bestaat er zo iets als een godhelm. Zet de helm op, richt elektrische impulsjes op een specifiek hersengedeelte en de helmdrager heeft een godservaring.  Prachtig, vindt Keizer. Maar probeer eens een lentehelm. Kun je met hulp van zo’n helm ook lentegevoelens reduceren tot neuronen gesputter? En kun je omgekeerd uit de neuronenactiviteit een beeld krijgen van de lente zoals de helmdrager zich die voorstelt? 

Nee natuurlijk en dat komt doordat onze hersenen werken volgens een strikt persoonlijke procedure. Eerst zijn er onze belevingen. Later vindt de neurosoof, op onze aanwijzingen, daar de passende hersenactiviteit  bij. Keizer vergelijkt de hersenscan met een landkaart van Frankrijk. Zonder het reëel bestaande Frankrijk geen landkaart. Zonder van te voren ervaren belevingen van de lente, of van God, geen hersenscan van lentegevoelens of Godservaring.  

Gedachten lezen met hulp van hersenscans is volgens Keizer een begripsmatige onmogelijkheid. Neuronen nemen geen besluiten. Je kunt het stokje van het geestelijk leven niet aan ze doorgeven.

Toch wordt dat laatste wel geprobeerd. Keizer ziet vooral onder psychiaters een grote behoefte zich van de geest  af te maken. Een ontmoeting met patiënten gaan ze bij voorkeur uit de weg. Liever beperken ze zich tot het uitschrijven van medicijnen om het brein te reguleren. Een pijnlijk en beschamend gevolg van het neurosofisch gedachtengoed, aldus Keizer. 

Swaab en andere neurosofen zijn volgens hem blijven steken in het denken van Descartes. Voor Descartes was het denkend subject het begin en einde van het denken over de wereld. Swaab heeft dat denkend subject vervangen door het brein.  Zoals ooit Descartes’ subject de wereld interpreteerde, zo doet dat nu “het brein”.

Alsof ons brein het primaat heeft. Maar zo is het niet. Keizer vertelt over een experiment met jonge poesjes waarvan de ogen direct na de geboorte werden dichtgenaaid. Toen de oogjes later weer open mochten, bleken de poesjes ongeneeslijk blind.  Conclusie: niet het brein, niet de ogen, maar de wereld heeft het primaat. Vanuit de wereld licht onze geest op. En niet andersom. Ik moest bij dat verhaal denken aan Eskimo’s die wel  dertig benamingen hebben voor sneeuw. Niet omdat ze dat in hun brein verzonnen hebben, maar omdat hun wereld hen dat ingeeft. 

Geestelijk leven, zo blijkt uit de poesjes en de Eskimo’s, is geen bezigheid die zich alleen in het innerlijk afspeelt.  Ons zien is wat anders dan het maken van een afdruk van de wereld in ons hoofd. Ons zien is een manier om in de wereld te zijn. Het is de wereld die ons de mogelijkheid geeft om te zien. Wordt ons die mogelijkheid onthouden, dan blijven we blind. Net als de poesjes.

Ziel, bewustzijn, is niet iets dat in ons gloeit of op ondoorgrondelijke wijze in ons verwijlt. Het is iets dat we doen. Om te overleven hebben we brein,  lichaam en wereld nodig. Tussen brein en wereld vindt een permanente wisselwerking plaats. In die wisselwerking spelen ook geestelijke begrippen als angst, honger, zelfbehoud en seksualiteit, een rol. 

Hoe? Daar blijft ook Keizer het antwoord op schuldig. Uiteindelijk weet hij ook niet wie of wat wij zijn. Maar in elk geval niet ons brein. 

Anderzijds doet hij daar niet moeilijk over. Dat we onszelf nog niet begrijpen, is eerder een kwestie van filosofie dan van neurologie. Ons mankeert het nog aan filosofisch gereedschap om onszelf zo verbonden met de wereld te denken dat wereld, lichaam en geest in elkaar overvloeien. Maar dat die verbondenheid er is, staat voor hem vast. 

Waar Swaab zoekt naar eenheid en uniformiteit in het menselijk brein, zoekt Keizer naar verscheidenheid en individualiteit. Eerst het levensverhaal. Ieder mens uniek en de moeite waard persoonlijk gezien en gehoord te worden. 

Heel anders dan de culturele hoofdstroom. Gelukkig maar.  

 

Bert Keizer, Waar blijft de ziel. Lemniscaat.

€ 4,95