Het is nog licht als de Burgemeester de vergadering van de Gemeenteraad opent. De Democratie vergadert in het licht. De zon schijnt door de ramen naar binnen, zij het een ondergaande zon. Er staat niets op de agenda, waarvan je je een half jaar later nog iets zou herinneren. De Raad is er in anderhalf uur klaar mee. Om half tien zit ik al weer op de fi ets naar huis. Gelukkig was er die motie. Een motie VADO. Dat is jargon en staat voor Vreemd aan de orde van de Dag. Er zo maar, buiten de orde om, tussendoor gekomen dus. In de motie verzoeken D66, VVD en het Alternatief van Rob Bruintjes, het college van B&W om ‘objectieve en feitelijke Publieksinformatie over een (mogelijke) herindeling in het Gooi’ met als doel die informatie ‘voor het zomerreces aan de bewoners te doen toekomen’.

Ik zou zeggen: ‘Je hebt weinig aan Informatie die feitelijk noch objectief is.’ Waarom moet je dat extra onderstrepen? Het heeft iets van een bezwering. Wat is trouwens objectieve informatie als het gaat over dit onderwerp? ‘Herindeling in het Gooi’ staat immers voor ‘opheffen van Blaricum als zelfstandige gemeente’. Ik moest aan de klok denken. Een grote, houten klok. Hij hangt op de kamer van de Burgemeester. Een geschenk van de gemeente Baarn aan de gemeente Blaricum. Uit dankbaarheid. Blaricum had in de meidagen van 1940 vierduizend burgers van Baarn opgevangen, die uit hun dorp hadden moeten evacueren. Die klok staat voor gastvrijheid, openheid, zorg. Wat zou er met die klok gebeuren als Blaricum wordt opgeheven? En ik moest denken aan het Mariabeeld bij de Vituskerk. Een ontroerend monument van dankbaarheid. Na de oorlog daar neergezet omdat het dorp voor een wel verwachte verwoesting gespaard was gebleven. Hoewel ik nog niet zo lang in Blaricum woon, nog maar 25 jaar, zorgen klok en beeld voor de gedachte dat ik wel wil horen bij een gemeenschap met zo’n verleden. Zo schep ik voor mijzelf het gevoel dat ik ergens bij hoor. Als
het gaat over opheffen van de gemeente Blaricum, zoals nu in de plannen van de Provincie voor herindeling in het Gooi, gaat het om dat gevoel.

Geen publieksinformatie, hoe dubbel of driedubbel geborgd als objectief en feitelijk, verzoent me met het idee dat me iets wordt afgenomen als het dorp niet meer bestaat als politieke en bestuurlijke eenheid. De wereld is dan, opnieuw, weer een beetje onpersoonlijker en afstandelijker geworden. Zo’n herindeling lijkt een ingenieurskwestie: zet alle voors en tegens objectief en feitelijk (daar heb je die woorden weer) op een rij en neem een beslissing op rationele gronden. Maar het is niet wat het lijkt en daardoor is het dubbelzinnig. Zelfs al zou je op rationele gronden kunnen leven met het opgaan van Blaricum in een groter geheel, emotioneel kun je toch het gevoel hebben dat je iets verliest dat je dierbaar was. Ouderwets, romantisch. Ongetwijfeld. Maar de werkelijkheid zit nu eenmaal anders in elkaar dan de ingenieurs ons willen doen geloven