Antropoloog André Droogers (www.andredroogers.nl) is op zoek naar een nieuwe God. Hij noemt hem God 3.0, opvolger van God 1.0 en God 2.0. God 1.0 was de God van de voormoderne tijd. De God die de wereld schiep en sindsdien bestuurde vanuit de hemel. Na de voormoderne tijd kwam de moderne tijd. Waar die omslag serieus werd genomen, kwam God 2.0. De fundamentalisten namen de omslag serieus, maar voor hun Godsbeeld maakte dat niks uit. Hun God bleef de Schepper en Bestuurder. Dat Droogers hun God toch God 2.1 noemt, komt omdat ze Hem wél in bescherming namen tegen moderne ideeën zoals van Darwin en zijn volgelingen en hun godsbeeld daar onvermijdelijk de sporen van draagt. En dan is er God 2.2, de God van de vrijzinnigen. In tegenstelling tot God 2.1 is God 2.2 wel aangepast aan de moderne tijd. Na Darwin noemen de vrijzinnigen God niet langer Schepper. Ook zien ze Hem niet meer als manlijk bestuurder maar onderstrepen juist zijn vrouwelijke kanten. Tegelijk blijven ze in de christelijke traditie. God 2.2 is monoreligieus. Een eigen, christelijke God. Met God 3.0 wil Droogers op dit punt verder. God 3.0 is niet meer de God van één bepaalde religie. Wie of wat is God 3.0 dan wel?

In zijn antwoord op die vraag legt Droogers de nadruk op wat deze God doet, niet op wie Hij is. Voor een goed begrip: dat doen is natuurlijk geen ‘doen’ zoals de voormoderne God iets deed. Met het ‘doen’ van God 3.0 doelt Droogers op de rol die Hij, aanwezig of afwezig, speelt in de menselijke zoektocht naar zingeving. Ieder mens, atheïst, gelovige en alles daar tussen in, zoekt naar zin, schuift met betekenissen, verbindt ze met elkaar, ontkoppelt. Steeds bezig.

En toch kan geen enkel mens zeggen dat hij de waarheid gevonden en het laatste woord gesproken heeft. Ja, voor zichzelf. Maar niet in algemene zin. Dat geldt voor de gelovige net zo goed als voor de atheïst. Altijd blijven er onbewezen vooronderstellingen (zoals: de mens is goed of slecht; de menselijke geschiedenis is een geschiedenis van vooruitgang). Altijd zijn er vragen waar de wetenschap geen antwoord op heeft. God 3.0 is een God van het open einde. De God van een spel, dat je, hoe serieus je het ook neemt, speelt met een knipoog. Een knipoog die het eindresultaat relativeert, ook al gaat het om onze ziel en zaligheid. Droogers pleit voor een ‘feest van de knipoog’ op Pinksteren. Een feestdag waarop alle spelers, alle mensen die bezig zijn met zingeving, elkaar ontmoeten om nadrukkelijk een knipoog naar elkaar te geven. Zo laten ze elkaar zien dat ze het eigen spel heel serieus nemen en tegelijk ook weer niet. De waarheid staat niet vast. Als er maar één versie van de waarheid als de ware geldt, stokt het spel. Hun God 3.0 loopt niemand in de weg. sympathiek. Dat is het eerste woord dat me te binnen schoot toen ik het boek gelezen had. Door en door sympathiek.

Ook iets voor mij, zo’n God 3.0? Ik weet het eigenlijk niet. Dat van dat spel, taalspel, spel van betekenissen, spreekt me wel aan. Religie, geloof draaien uiteindelijk om het geven van betekenis. Niet om buiten ons om vaststaande waarheden. Om woorden. Maar wel heel belangrijke woorden. Woorden die verder helpen. Toen zijn dochter Anna, zijn lieveling, op tienjarige leeftijd stierf, verloor Darwin ook zijn laatste restje geloof. Ik kan me daar alles bij voorstellen. Inclusief zijn atheïsme als reactie. Ik kan mij evenmin een God voorstellen die macht heeft en de dood van een kind niet verhindert. Toch kies ik niet voor het atheïsme. In mijn zoektocht naar betekenis wil ik God niet wegstrepen. In de symbolen en betekenissen van mijn traditie wil ik blijven zoeken naar God. De ernst waarmee ik dat doe is te diep voor een relativerende knipoog. En ik denk, als ik dat zo mag zeggen, dat van Darwin hetzelfde geldt.

Of je nu atheïst bent of gelovige, als je op zoek moet naar betekenis omdat iets, ziekte, dood, echtscheiding, noem alle ellende maar op, eerdere ontwerpen onderuit gehaald heeft, is het voor jezelf erop of eronder. Ik begrijp best dat je vanaf een hoger plan van afstand naar jezelf kunt kijken en vaststellen dat je net als ieder ander verwikkeld bent in dezelfde zoektocht. Maar wat schiet ik op met die helicopterblik? Ik ben niet als hobby met mijn zoektocht naar betekenis begonnen. Het was pompen of verzuipen. Als de bemanning van een getorpedeerd schip het schip boven water tracht te houden, is er weinig ruimte voor de relativerende knipoog. Ook naderhand, als het schip voor zinken is behoed, zie ik weinig belangstelling voor alternatieve aanpakken waardoor het schip ook was blijven drijven. Wat uiteindelijk als resultaat van mijn zoektocht naar betekenis op de zeef blijft liggen, is heel erg van mij. Juist daardoor begrijp ik anderen, gelovig of atheïst, die andere keuzes maken. Wat mij met hen verbindt is het begin. De ontreddering, de inslag van de torpedo. Wat daarna volgt is een spel met woorden, betekenissen, tekens en symbolen. Mijn spel. Ik vraag me af  of dat spel bestand is tegen de relativering van de knipoog. Van een ander menselijk spel, de seksualiteit, weet ik dat zeker. De knipoog doodt iedere lust. Het spel kan alleen gespeeld worden als het bloedserieus genomen wordt. Zou het met religie anders zijn?

André Droogers, God 3.0. Voorbij godsdienst en atheïsme. Hoe ziet God er uit in de 21e eeuw?

Uitgeverij Parthenon (www.uitgeverijparthenon.nl); € 14,90