Sinds drie weken ben ik op het Antilleneiland Bonaire. Als predikant van de Verenigde Protestantse Kerk van Bonaire (VPKB). Een debuut, want verder dan een afgeronde studie theologie ben ik nooit gekomen.
Het eiland is vacant sinds 2010, toen de toenmalige dominee met emeritaat ging. Er werd haast gemaakt met de benoeming van een opvolger, want op 10 oktober van dat jaar (10/10/10, hier een begrip) zouden, als onderdeel van de nieuwe Koninkrijksovereenkomst, op de Antillen voor het eerst in de geschiedenis kerk en staat gescheiden worden. Tot 10/10/10 benoemde de overheid predikanten en priesters en betaalde hun traktement. Na die datum was dat afgelopen. Althans voor de nieuwkomers. Vanwege hun rechtspositie, ze waren immers ambtenaren, kregen de zittende, of liever gezegd staande, geestelijken hun traktement doorbetaald tot het einde van hun dienstverband.
Begrijpelijk dus dat de VPKB alles op alles zette om voor 10/10/10 een nieuwe predikant benoemd te krijgen. Dat leek te lukken. Er werd een predikant gevonden en een maand voor de bewuste datum stuurde de Kerk een voordracht tot benoeming naar Curaçao. Helaas, de overheid is soms even grillig als ondoorgrondelijk. Ondanks alle smeekbeden om een beslissing verdween de voordracht in een la en bleef daar tot na 10/10/10, zodat Bonaire op die beslissende dag vacant was en ‘dus’ de salariskosten van de nieuwe predikant zelf moest dragen.
Gezien de omvang van de gemeente en het ontbreken van een systeem van Vrijwillige Bijdragen, een onmogelijke opgave. De beoogde predikant zag van zijn benoeming af en het is aan de fractie van de Christen Unie in de Tweede Kamer te danken dat toenmalig verantwoordelijk minister Donner, na intensief lobbyen, zijn hand over zijn hart streek en als compensatie Bonaire alsnog wat geld ter beschikking stelde.
De Kerkenraad besloot dat geld maar even vast te houden en voorlopig te werken met tijdelijke predikanten. Met een voorkeur voor gepensioneerden. Ze zouden een huis ter beschikking krijgen en een auto en verder ook figuurlijk pro deo werken. Bij het zoeken naar dit soort tijdelijke waarnemers kwam ik, totaal onverwacht, in beeld en zo ben ik hier twee maanden, van 1 mei tot en met 2 juli, waarnemend predikant.
Ik kijk mijn ogen uit en dat komt vooral door de bijzondere voorgeschiedenis van de VPKB. De Antillen zijn voor negentig procent katholiek. De protestantse kerk is tot op grote hoogte de kerk van de Nederlanders. Zo had Bonaire omstreeks 1940 5725 inwoners (thans zo’n 14.000). Daarvan waren er 5475, meer dan negentig procent, katholiek. Er waren twee katholieke kerken. Een in de hoofdplaats Kralendijk en één in het dorpje Rincon. De pastoor van Rincon kreeg het begin jaren dertig van de vorige eeuw aan de stok met een deel van zijn parochianen. Volgens sommige bronnen weigerde de pastoor een onwettig kind te dopen van een religieus gemengd (protestant en katholiek) stel. Volgens andere wilde een groep parochianen, behorend tot een paar families en allen afkomstig van het gehucht Playa Grandi, niet ver van Rincon, de bijbel in hun eigen taal, het papiamento lezen. Toen ze met een papiaments Nieuwe Testament bij de pastoor kwamen en hem hulp vroegen bij de uitleg, was zijn reactie dat daar niets van kon komen, waarna de geestelijke het boek voor hun ogen verscheurde. Beide versies lijken waar.
In Kralendijk stond in die jaren ds. A. van Essen. Van Essen had een zendingsachtergrond. Toen de groep uit Playa Grandi bij hem kwam met hetzelfde verzoek als ze eerder aan hun pastoor gedaan hadden, reageerde hij positief. Dat was in juli 1932. Binnenkort precies tachtig jaar geleden
Daarna ging het snel. Met eigen handen bouwde ‘Playa Grandi’ een protestants kerkje in Rincon. Twee jaar later, in 1934, was het klaar. Het staat er nog steeds en er zijn nog steeds diensten.
Zo heeft de Protestantse kerk van Bonaire behalve Nederlandse ook Bonairiaanse wortels en beschouwen de Bonairiaanse protestanten Rincon als hun geestelijke bakermat, terwijl de Nederlanders op Kralendijk georiënteerd zijn.
Onder die Nederlanders vind je alle schakeringen van het Nederlands protestantisme. Van de Protestanten Bond tot de bevindelijke kant van de Gereformeerde Bond. Je merkt het aan de liederen in de dienst. Vrolijke opwekkingsliederen in het Papiamento, afgewisseld met liederen uit het Liedboek of uit de bundel van Joh. de Heer.
Ik laat me overspoelen door die diversiteit. Ik zie hoe een kerk, ondanks grote culturele verschillen, kan functioneren als gelovigen elkaar de ruimte geven.
Mensen die tijd en energie investeren in de kerk, investeren iets van zichzelf. Dat doen ze ook in hun beroepsmatige leven. Al krijgen ze voor dat laatste een salaris. In de kerk krijgen ze dat niet. Dat voelt alsof ze aan de kerk iets van zichzelf, een geschenk in de vorm van tijd en aandacht, geven. Wie een geschenk geeft, is kwetsbaar. Het geschenk moet niet te groot zijn, maar ook niet te klein. Het moet in overeenstemming zijn met de relatie tussen degene die geeft en degene die ontvangt. De ontvanger moet het met de juiste toon accepteren. Niet te overdreven, maar ook niet te koeltjes.
Het besturen van een kerk, maar voor iedere vrijwilligersorganisatie geldt hetzelfde, is daardoor geen sinecure. In Nederland niet, maar in een multiculturele omgeving als Bonaire al helemaal niet.
Vandaar mijn fascinatie. Ondanks het feit dat de Kerk hier nu twee jaar vacant is, leeft ze. Er is enthousiasme. Er is saamhorigheid. Ik zie nu eens van binnenuit, en niet als langstrekkende gastprediker, hoe belangrijk de zondagse diensten voor het functioneren van de kerk zijn. Als een moment van samen zijn. Een moment van de Geest.
Het is alsof deze nieuwe Bonairiaanse wereld wordt opgetrokken naast mijn andere, persoonlijke wereld. De wereld van het gemis, het verlies. Het is een merkwaardig gevoel, waar ik nog geen vat op heb. Mijn persoonlijke wereld wordt bepaald door de dood van Aartje, mijn lieve dochter die ik iedere dag mis. Tranen in de ogen als ik alleen maar aan haar denk. Ondanks al het nieuwe en de inspiratie die het me geeft, blijft het gemis onverdragelijk en even moeilijk te bevatten als vlak na haar dood. Ook al is het nu al weer bijna vijf maanden geleden.
Zou het zo gaan? Zou het zo gaan dat je geleidelijk aan een nieuwe wereld om je heen schept en dat los daarvan de wereld van het verdriet blijft bestaan?
Zou het daardoor komen dat echt diep genieten, genieten vanuit het besef ‘alles is goed’, niet meer lukt. Hoe zeer ik ook geniet van de zee, de zon en de wind van Bonaire, van de geestelijke diversiteit in de kerk, van de ontmoetingen en van de mensen, het blijft genieten in een beperkte wereld. Er is iets weg, iets definitiefs verloren. Tegelijk gaat het leven door.
Soms denk ik: wat zou het allemaal mooi geweest zijn, als de dood niet had toegeslagen. Een onzinnige gedachte, want de dood heeft wel toegeslagen. Hoe leven we verder nu de dood zo intiem bij ons is binnen gedrongen? Ik zoek, denk, heb het nog niet gevonden. Ik leef in twee werelden. Misschien wel voorgoed.
Heb net ook het stuk gelezen’en de wind zal blijven waaien’. Heb zelf vorig jaar 3 maanden in het ziekenhuis gewerkt, in het kader van ‘kennis vergroting’en herken veel in beide verhalen. Veel bedacht door Nederland, veel verkeerde energie, helaas. Zou graag van gedachten wisselen eens. Door mijn broer Jop werd ik attent gemaakt op beide verhalen.(Ik ben een dochter van Tiddo Mendelts, ooit dispuutgenoot). Vr. groetend, Berthie